ECLI:NL:CRVB:2005:AU2182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WW-uitkering na verlies van werknemerschap
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1952, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin werd geoordeeld dat hij onterecht een WW-uitkering ontving. Appellant ontving vanaf 25 september 1996 een WW-uitkering, maar na een anonieme melding dat hij een huis aan het bouwen was, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 25 september 1996 tot en met 30 september 1997 volledig zijn hoedanigheid van werknemer had verloren, waardoor hij geen recht had op de WW-uitkering. Gedaagde heeft vervolgens een bedrag van f 41.099,33 (€ 18.650,06) teruggevorderd, dat onverschuldigd was betaald.
De rechtbank had eerder de besluiten van gedaagde vernietigd, omdat deze de WW-uitkering niet had herzien of ingetrokken. Echter, in de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagde terecht tot terugvordering is overgegaan, omdat appellant niet had aangetoond dat hij zijn inkomsten correct had opgegeven. Appellant stelde dat hij steeds beschikbaar was voor arbeid en dat hij de inkomstenverklaringen naar waarheid had ingevuld, maar de rechtbank oordeelde dat het vertrouwensbeginsel niet in de weg stond aan de terugvordering. Appellant had gedaagde niet schriftelijk geïnformeerd over zijn werkzaamheden, en de rechtbank vond dat hij niet kon vertrouwen op mondelinge mededelingen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de stellingen van appellant in hoger beroep een herhaling waren van eerdere argumenten en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad concludeerde dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing was en dat gedaagde recht had op terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H. Bolt en mr. H.G. Rottier als leden, in aanwezigheid van griffier L. Karssenberg, en werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2005.