ECLI:NL:CRVB:2005:AU3513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake ziekengeldtoekenning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2003. Appellant had zich op 25 november 2002 ziek gemeld wegens psychische klachten, maar de verzekeringsarts oordeelde op 11 december 2002 dat hij niet arbeidsongeschikt was. Het besluit om geen ziekengeld toe te kennen werd op 11 december 2002 genomen. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd op 17 maart 2003 ongegrond verklaard door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank vernietigde dit besluit, maar verklaarde appellant niet-ontvankelijk in zijn bezwaar. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 10 augustus 2005 behandeld. De Raad oordeelde dat de hersteldverklaring van 20 januari 2003 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat het besluit van 17 maart 2003 het enige besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Het inleidend beroepschrift van 21 maart 2003 moest daarom als bezwaarschrift worden doorgezonden naar het Uwv. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar niet tijdig was ingediend.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het inleidend beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,-. Tevens werd bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 87,- aan appellant moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch. van Voorst als voorzitter en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk en mr. M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van griffier M. Gunter.