ECLI:NL:CRVB:2005:AU3589

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4494 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aangifte van arbeidsongeschiktheid en loondoorbetalingsplicht werkgever

In deze zaak gaat het om de vraag of de aangifte van arbeidsongeschiktheid door de werkgever tijdig is gedaan volgens de eisen van artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet (ZW). De werknemer, die op 14 april 2000 voor het laatst had gewerkt, werd op 17 april 2000 arbeidsongeschikt. De werkgever heeft op 1 mei 2000 een ziekmelding gedaan bij SFB Diensten, maar deze werd niet als een geldige aangifte van arbeidsongeschiktheid erkend. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft vastgesteld dat de aangifte pas op 10 april 2001 is gedaan, wat 268 dagen te laat is. Hierdoor werd de plicht tot loondoorbetaling voor de werkgever verlengd.

De rechtbank heeft het beroep van de werkgever ongegrond verklaard, omdat de ziekmelding bij SFB Diensten niet voldeed aan de vereisten van artikel 38, eerste lid, van de ZW. De werkgever stelde dat SFB Diensten en SFB Uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen N.V. tot dezelfde groep behoren en dat zij daarom had voldaan aan haar verplichtingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de ziekmelding bij SFB Diensten niet kan worden gelijkgesteld aan de vereiste aangifte van arbeidsongeschiktheid. De verantwoordelijkheid voor de tijdige aangifte ligt bij de werkgever, en het risico van een niet-tijdige aangifte kan niet op gedaagde worden afgewenteld.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de werkgever niet heeft aangetoond dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan. De Raad concludeert dat de aangifte van arbeidsongeschiktheid niet tijdig is gedaan, waardoor de loondoorbetalingsplicht van de werkgever is verlengd. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te compenseren.

Uitspraak

03/4494 ZW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellante heeft mr. F.H. Kuiper, advocaat te Maastricht, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 24 juli 2003, tussen partijen gegeven uitspraak
(reg.nr. AWB 02/110), waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Kuiper, voornoemd, heeft bij brief van 5 augustus 2005 nadere stukken ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 10 augustus 2005, waar voor appellante is verschenen H.J.M. Meijer, bijgestaan door mr. Kuiper, voornoemd, en waar namens gedaagde - daartoe ambtshalve opgeroepen - is verschenen
mr. P.M.W. van der Helm, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
[werknemer], werknemer van appellante, heeft op 14 april 2000 voor het laatst gewerkt en zou per 1 mei 2000 gebruik maken van de VUT-regeling. Op 17 april 2000 is hij arbeidsongeschikt geworden.
Bij besluit van 16 augustus 2001 heeft gedaagde aan [werknemer], voornoemd, met ingang van 16 april 2001 een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend en tevens bepaald dat die uitkering pas vanaf 8 januari 2002 wordt betaald, omdat de aangifte van arbeidsongeschiktheid niet is gedaan binnen de bij artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet (ZW) voorgeschreven termijn, maar eerst op 10 april 2001, derhalve 268 dagen te laat, zodat de plicht tot loondoorbetaling voor de werkgever overeenkomstig deze vertraging wordt verlengd. Gedaagde heeft bij besluit van 14 december 2001 (het bestreden besluit) het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en daarbij overwogen dat een door appellante op 1 mei 2000 verzonden ziekmelding niet is ontvangen, hetgeen voor risico van appellante komt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank is er vanuit gegaan dat appellante [werknemer] op 1 mei 2000 heeft ziek gemeld bij SFB Diensten, welke instantie naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden aangemerkt als instantie waar de ziekmelding op grond van artikel 38, eerste lid, van de ZW diende plaats te vinden. Eerst door indiening van het totale reïntegratieplan met betrekking tot [werknemer] bij gedaagde op 10 april 2001 is sprake van een ziekmelding als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de ZW.
Appellante stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat niet langer betwist is dat op 1 mei 2000 aangifte van de ziekte is gedaan. Naar de mening van appellante behoort SFB Diensten evenals SFB Uitvoeringsorganisatie sociale verzekering N.V. tot de SFB Groep en kon zij ervan uitgaan dat zij met de ziekmelding bij SFB Diensten had voldaan aan de verplichting op grond van artikel 38, eerste lid van de ZW.
Appellante heeft zich daarbij tevens beroepen op het feit dat zij tot nu toe alle ziekmeldingen bij SFB Diensten heeft gedaan en dat dit slechts in het geval van [werknemer] tot problemen heeft geleid.
Gedaagde heeft ter zitting bevestigd dat erkend wordt dat appellante [werknemer] op 1 mei 2000 heeft ziek gemeld bij SFB Diensten. Deze ziekmelding kan volgens gedaagde evenwel niet gelden als een aangifte van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 38, eerste lid van de ZW. Gedaagde heeft ter zitting uiteengezet dat SFB Diensten ziekmeldingen ontvangt om die vervolgens door te geleiden naar Arbo Duo, de in deze branche ingeschakelde Arbodienst, en naar SFB verzekeringen, het privaatrechtelijk onderdeel waar de particuliere ziekteverzekering is ondergebracht. Indien op het door werkgevers verplicht te gebruiken ziekmeldingsformulier wordt aangegeven dat mogelijk recht bestaat op ziekengeld (door beantwoording van vraag 10), dan zendt SFB Diensten de ziekmelding ook door aan de SFB Uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen N.V. Volgens gedaagde is er kennelijk iets mis gegaan in het traject tussen SFB Diensten en Arbo Duo, welke instantie normaal gesproken de aangifte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de ZW voor de werkgever zou hebben verzorgd. Volgens gedaagde blijft de werkgever echter te allen tijde zelf verantwoordelijk voor deze aangifte en kan het risico in dit geval niet op gedaagde worden afgewenteld.
De Raad overweegt als volgt.
Artikel 38, eerste lid, van de ZW legt op de werkgever de verplichting tot aangifte van arbeidsongeschiktheid van de verzekerde werknemer binnen de in die bepaling gestelde termijn, welke in het onderhavige geval afliep op 17 juli 2000.
Met gedaagde en de rechtbank is de Raad van oordeel dat de op 1 mei 2000 door de werkgever bij SFB Diensten gedane ziekmelding niet kan worden gezien als een aangifte van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de ZW. Zoals uit het hiervoor weergegeven verhandelde ter zitting kan worden opgemaakt neemt
SFB Diensten voor alle bij het SFB aangesloten werkgevers ziekmeldingen in ontvangst om die vervolgens door te geleiden naar de Arbodienst en/of de particuliere ziekteverzekeraar SFB Verzekeringen. SFB Diensten is evenals
SFB Uitvoeringsorganisatie N.V. een onderdeel van de SFB Groep, maar kan niet worden vereenzelvigd met de SFB Uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen N.V. SFB Diensten verleent, los van het systeem van sociale verzekeringen, diensten aan bij het SFB aangesloten werkgevers. Dat SFB Diensten in het geval een werkgever aangeeft dat recht op ziekengeld bestaat, de ziekmelding ook doorgeeft aan de
SFB Uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen N.V. maakt dit niet anders.
Normaal gesproken zou bij het doorgeven van een ziekmelding aan Arbo Duo, deze Arbodienst de aangifte als bedoeld in artikel 38, eerste lid van de ZW hebben verzorgd. Arbo Duo is echter pas kort voor het indienen van het volledig reïntegratieplan op de hoogte gekomen van de ziekte van [werknemer]. Onduidelijk is of de ziekmelding niet is doorgegeven door SFB Diensten aan Arbo Duo of dat de ziekmelding zoek is geraakt. Wat de oorzaak ook moge zijn, in beide gevallen komt het risico voor het niet tijdig aangeven van de arbeidsongeschiktheid aan SFB Uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen N.V. voor rekening van appellante en niet voor rekening van gedaagde.
Gelet op voorgaande overwegingen kan de Raad tot geen ander oordeel komen dan dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst als voorzitter en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk en mr. M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M. Gunter.
Gw