ECLI:NL:CRVB:2005:AU5651

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1783 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand ter zake van woonkosten

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1956, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2004, waarin zijn aanvraag om bijzondere bijstand ter zake van woonkosten werd afgewezen. Appellant verhuisde op 1 augustus 2002 naar een woning in Wooncentrum [naam wooncentrum], bestemd voor personen van 50 jaar en ouder. De gemeente Ouder-Amstel heeft zijn aanvraag om huur-subsidie afgewezen op basis van het fiatteringsbeleid, omdat appellant niet voldeed aan de toewijzingsnormen voor deze woning. Op 17 januari 2003 diende appellant een aanvraag in voor bijzondere bijstand, welke door gedaagde op 18 maart 2003 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 25 juni 2003 ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat een financiële bijdrage in de kosten van de woning als een niet noodzakelijke bijdrage werd beschouwd, waardoor op grond van artikel 17, tweede lid, van de Abw geen bijstand kon worden verstrekt. Appellant heeft dit oordeel in hoger beroep bestreden. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant een niet passende woning heeft betrokken en dat gedaagde geen passendheidsadvies heeft verstrekt. De Raad concludeert dat de kosten van de huur in het kader van de Huursubsidiewet als niet noodzakelijk worden beschouwd.

Artikel 17, derde lid, van de Abw biedt de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen bijstand te verlenen, maar de Raad ziet geen dringende redenen in dit geval. Appellant heeft zelf verantwoordelijkheid voor zijn situatie en er zijn geen aanwijzingen voor een noodsituatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1783 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. R. van Asperen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2004, reg. nr. 03/3159 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 20 september 2005, waar appellant en zijn gemachtigde - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door H.B. Woltering, werkzaam bij de gemeente Ouder-Amstel.
II. MOTIVERING
Appellant, geboren [in] 1956, verhuisde op 1 augustus 2002 naar de woning aan [adres] te [plaatsnaam]. Deze woning maakt deel uit van Wooncentrum [naam wooncentrum], en is bestemd voor personen van 50 jaar en ouder. Zijn aanvraag om huur-subsidie werd afgewezen omdat op grond van het zogenoemde fiatteringsbeleid van de gemeente Ouder-Amstel deze woning voor appellant niet passend werd geacht, aangezien appellant gezien zijn leeftijd niet voldeed aan de toewijzingsnormen voor deze woning.
Appellant diende op 17 januari 2003 bij gedaagde een aanvraag in om bijzondere bijstand ter zake van woonkosten. Gedaagde heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 18 maart 2003.
Het tegen het besluit van 18 maart 2003 door appellant gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 juni 2003 ongegrond verklaard
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 juni 2003 ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan een financiële bijdrage in de kosten van een woning die is betrokken in afwijking van de in het ter zake gevoerde fiatteringsbeleid genoemde criteria, voor een huishouden als dat van appellant, als een niet noodzakelijke bijdrage worden beschouwd. Dit betekent, aldus de rechtbank, dat ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Abw voor deze kosten in beginsel geen bijstand kan worden verstrekt.
Appellant heeft dit oordeel in hoger beroep gemotiveerd bestreden.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Vaststaat dat appellant bij zijn verhuizing naar [adres] te [plaatsnaam] een niet passende woning heeft betrokken. Gedaagde heeft voor deze woning geen “passendheidsadvies” als bedoeld in artikel 12, tweede lid aanhef, van de Huursubsidie-wet verstrekt. Op grond van het vorenstaande gaat de Raad er vanuit dat een financiële bijdrage in de kosten van het huren van een woning in Wooncentrum [naam wooncentrum] voor een huishouden als dat van appellant in het kader van de Huursubsidiewet als een niet nood-zakelijke bijdrage wordt beschouwd. Dit betekent dat ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Abw in deze kosten in beginsel geen bijstand kan worden verleend.
Artikel 17, derde lid, van de Abw biedt de mogelijkheid om in afwijking van de voor-gaande leden van artikel 17 in bedoelde kosten bijstand te verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn. Blijkens de memorie van toelichting dient daarbij te worden gedacht aan noodsituaties. De Raad ziet in de omstandigheid dat appellant door de verhuurder van de woning aan [adres] niet aan gedaagde is voorgedragen als kandidaat-huurder geen dringende redenen als in bovengenoemde zin. Appellant heeft ter zake een eigen verantwoordelijkheid. Ook overigens ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat in dit geval sprake was van een noodsituatie in de zin van artikel 17, derde lid, van de Abw. Hieruit volgt dat aan gedaagde niet de bevoegdheid toekwam om bijzondere bijstand toe te kennen voor de hier besproken kosten.
Met inachtneming van het vorenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2005.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) L. Jörg.
EK2809