ECLI:NL:CRVB:2005:AU6132
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring hoger beroep wegens niet-tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 november 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 april 2005 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant het griffierecht niet tijdig had voldaan. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Het verzet werd behandeld tijdens een zitting op 28 september 2005, maar de opposant was niet verschenen.
De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat volgens artikel 22, tweede lid, onder a, van de Beroepswet (Bw) de indiener van een beroepschrift een griffierecht van € 102,-- verschuldigd is. De opposant was door de griffier op de verschuldigdheid van dit bedrag gewezen via brieven van 17 januari 2005 en 7 februari 2005. In de laatste brief werd de opposant geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken op de rekening van de Centrale Raad van Beroep moest zijn bijgeschreven, anders zou het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard worden.
Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, heeft de Raad op basis van artikel 22, vierde lid, van de Bw het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het verzet ongegrond verklaard, omdat de opposant niet had aangetoond dat hij niet in staat was het griffierecht te voldoen. De Raad heeft geconcludeerd dat de opposant het risico heeft genomen door niet tijdig contact op te nemen met de Raad na de herinneringsbrieven. De uitspraak van de Raad van 29 april 2005 blijft derhalve in stand.