ECLI:NL:CRVB:2005:AU8263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Recht op WW-uitkering bij verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) met betrekking tot de Werkloosheidswet (WW). Appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, stelde dat hij recht had op een WW-uitkering ondanks zijn verblijf in het buitenland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen recht had op een uitkering omdat hij in de betreffende perioden in Polen verbleef, en niet op vakantie was zoals hij beweerde.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Appellant had in zijn beroepschrift aangegeven dat hij in de zomer- en kerstvakantie in Polen verbleef, maar de Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde feiten onvoldoende bewijs boden voor zijn claim dat dit verblijf als vakantie kon worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellant had gepresenteerd, te vaag en niet eenduidig waren om zijn verblijf in Polen als vakantie te kwalificeren.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten dat appellant geen recht had op een WW-uitkering voor de genoemde perioden. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 december 2005.