ECLI:NL:CRVB:2006:AU9854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.C. Bruning
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor eigen werk in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van eiser voor zijn eigen werk als taxibuschauffeur. Eiser was op 6 september 2001 uitgevallen voor zijn werk en het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde dat hij op 5 september 2002, de datum in geding, niet geschikt was voor zijn eigen werk, maar wel voor andere functies. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat er geen medische belemmeringen waren om zijn werk te verrichten, aangezien er geen neurologische afwijkingen waren geconstateerd.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 november 2003 vernietigd, omdat het bestreden besluit niet voldoende inzichtelijk en controleerbaar was onderbouwd. De Raad oordeelde dat het Uwv niet had voldaan aan de onderzoeksverplichting zoals vastgelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzekeringsarts had onvoldoende informatie verzameld over de belastbaarheid van eiser, en de conclusies waren voornamelijk gebaseerd op summiere gegevens van de werkgever.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts Eygür weliswaar eigen onderzoek had gedaan, maar dat zijn oordeel over de ongeschiktheid van eiser voor zijn eigen werk niet voldoende was onderbouwd. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 322,-. Tevens werd een griffierecht van € 414,- opgelegd aan appellant.