ECLI:NL:CRVB:2006:AV1331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2354 AWBZ + 04/2355 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoge eigen bijdrage ingevolge de AWBZ opgelegd aan appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar echtgenoot en zoon, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo. De rechtbank had op 25 maart 2004 het beroep van appellante tegen een besluit van de onderlinge waarborgmaatschappij Zilveren Kruis Ziekenfonds U.A. ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de hoge eigen bijdrage die appellante moest betalen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 29 november 2005.

De Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante en haar echtgenoot als ongehuwd moeten worden aangemerkt voor de toepassing van de AWBZ. Dit oordeel is gebaseerd op de aanvraag van appellante en haar echtgenoot voor een pensioen voor ongehuwden ingevolge de Algemene Ouderdomswet, waarmee zij feitelijk hebben aangegeven als ongehuwd te willen worden beschouwd. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat deze kwalificatie onterecht is, maar de Raad heeft dit betoog verworpen.

De Raad heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van 7 juli 2004, waarin een vergelijkbare situatie werd behandeld. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is op 17 januari 2006 openbaar uitgesproken door mr. drs. Th.G.M. Simons, met L. Jörg als griffier.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/2354 AWBZ + 04/2355 AWBZ
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de onderlinge waarborgmaatschappij Zilveren Kruis Ziekenfonds U.A., gevestigd te Rotterdam, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft haar echtgenoot [naam echtgenoot] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 25 maart 2004, reg.nrs. 03/663 AWBZ en 03/845 AWBZ. Bij de aangevallen heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van gedaagde van 8 september 2003 ongegrond verklaard.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 29 november 2005. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam echtgenoot] en door haar zoon [naam zoon]. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B. Gschwind, werkzaam bij gedaagde.
II. MOTIVERING
Appellante is opgenomen in een verpleeghuis, een inrichting in de zin van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat gedaagde aan appellante terecht de zogenoemde hoge eigen bijdrage ingevolge het bepaalde bij en krachtens de AWBZ heeft opgelegd en zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat appellante en haar echtgenoot met hun aanvraag om een pensioen voor ongehuwden ingevolge de Algemene Ouderdomswet te kennen hebben gegeven feitelijk als ongehuwd te willen worden beschouwd, als gevolg waarvan zij ook voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de AWBZ als ongehuwd moeten worden aangemerkt.
Appellante heeft in hoger beroep, evenals in eerste aanleg, betoogd dat zij en haar echtgenoot ten onrechte ook voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de AWBZ als ongehuwd zijn aangemerkt.
Met verwijzing naar zijn uitspraak van 7 juli 2004 (LJN: AP9661, gepubliceerd in USZ 2004, nr. 296) - op welke uitspraak de Raad [naam echtgenoot] en [naam zoon] ter zitting heeft gewezen - stelt de Raad vast dat het betoog van appellante niet slaagt.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2006.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) L. Jörg.