ECLI:NL:CRVB:2006:AV3949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor functies ondanks beperkte beheersing van de Nederlandse taal in het kader van WAO-schatting
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2006, gaat het om een hoger beroep van een appellant die een WAO-uitkering heeft aangevraagd. De appellant, die als inpakker van textiel werkte, was van mening dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren onderkend en dat hij niet voldeed aan de functie-eisen van de door gedaagde voorgestelde functies, omdat hij de Nederlandse taal niet goed beheerst. De rechtbank Haarlem had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant, ondanks zijn beperkte taalvaardigheid, in staat werd geacht om de functies van assemblage-medewerker, medewerker schoonmaakdienst en stikker te vervullen. De Raad baseerde zijn oordeel op de overwegingen van de rechtbank en de medische rapportages die geen aanleiding gaven om het eerdere oordeel te herzien. De Raad concludeerde dat de gestelde geringe kennis van de Nederlandse taal niet in de weg staat aan het vervullen van de geduide functies, gezien de appellant al lange tijd in Nederland woonde en enige Nederlandse les had gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de geschiktheid voor functies in het kader van de WAO-schatting, waarbij ook de taalvaardigheid van de appellant in overweging werd genomen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk namen.