ECLI:NL:CRVB:2006:AV4202
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAZ-uitkering en de toepassing van de Beleidsregel terug- en invordering
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAZ-uitkering aan appellant door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De terugvordering betreft een uitkering die appellant ontving voor de periode van 17 april 2000 tot en met 31 mei 2001. Het besluit tot terugvordering werd genomen op 22 november 2001, maar het bezwaar van appellant werd ongegrond verklaard. De rechtbank Leeuwarden vernietigde dit besluit op 22 augustus 2002, maar het Uwv verklaarde het bezwaar opnieuw ongegrond in een besluit van 5 november 2002. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit laatste besluit ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep instelde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 20 januari 2006, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd werd door E.T. 't Jong. In de motivering van de uitspraak werd ingegaan op de argumenten van appellant, die stelde dat het Uwv niet correct had gehandeld volgens de Beleidsregel terug- en invordering. Appellant betoogde dat de termijn voor terugvordering beperkt had moeten worden tot drie jaar, indien er geen schending van de inlichtingenverplichting was. De rechtbank oordeelde echter dat de beoordeling van de invordering pas na het verstrijken van de termijn aan de orde is.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was. De Raad stelde vast dat de grondslag voor de onverschuldigde betaling duidelijk was vermeld in het besluit van 5 november 2002. Ook werd opgemerkt dat er geen bezwaren waren ingediend door appellant over de wijze van terugbetaling, en dat er al afspraken waren gemaakt over de terugbetaling. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2006.