ECLI:NL:CRVB:2006:AV4219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant had zijn werkzaamheden als omzetter in een steenfabriek gestaakt vanwege gezondheidsproblemen, waaronder schildklierproblemen. De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in een eerder besluit appellant een uitkering toegekend, maar deze herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant was het niet eens met deze herziening en stelde dat zijn medische beperkingen niet correct waren ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de medische beperkingen van appellant zorgvuldig waren vastgesteld. De Raad oordeelde dat de bezwaararbeidsdeskundige niet verplicht was om appellant te horen en dat de besluitvorming niet onzorgvuldig was. De Raad bevestigde dat appellant in staat was om de hem voorgehouden functies te vervullen, ondanks zijn klachten. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.
De Raad concludeerde dat er voldoende arbeidsmogelijkheden waren voor appellant, met een verlies aan verdiencapaciteit van 28,4%. De mate van arbeidsongeschiktheid werd terecht vastgesteld op 25 tot 35%. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische beperkingen en de rol van deskundigen in het proces.