ECLI:NL:CRVB:2006:AW2832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering en geschiktheid van geduide functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin haar beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die sinds 1 januari 2001 werkzaam was in een bakkerij, heeft haar werkzaamheden op 3 juli 2001 gestaakt vanwege diverse lichamelijke klachten. Het Uwv weigerde haar een uitkering met ingang van 2 juli 2002, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat appellante op medische gronden in staat was om bepaalde functies te vervullen, waaronder die van telefoniste en opmaker polissen.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv een onjuiste maatvrouw heeft gehanteerd en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het Uwv zorgvuldig de beperkingen van appellante heeft vastgesteld, rekening houdend met medische informatie van haar behandelend artsen. De Raad heeft echter ook vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor appellante, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en vernietigd moet worden.
De Raad heeft vervolgens beoordeeld of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven. Hierbij is gekeken naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige, die voldoende onderbouwing bood voor de geschiktheid van de functies. De Raad heeft geoordeeld dat de geduide functies voldoen aan de eisen en dat appellante in staat is deze functies te vervullen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.