ECLI:NL:CRVB:2006:AX6788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- N.E. Nijdam
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum van het recht op tegemoetkoming in de studiekosten en toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 19 november 2004, waarin haar beroep tegen een besluit van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-groep) ongegrond werd verklaard. Appellante had een tegemoetkoming in de studiekosten aangevraagd, die haar was toegekend met ingang van 1 juli 2003. De rechtbank oordeelde dat de IB-groep terecht geen aanleiding had gezien om de hardheidsclausule van artikel 11.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) toe te passen.
In hoger beroep herhaalt appellante haar argumenten en stelt dat de IB-groep haar niet tijdig heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van een tegemoetkoming op het moment dat zij achttien jaar werd. Ook wijst zij op foutieve informatie in de schoolgids en stelt dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard die een uitzondering op de Wtos rechtvaardigt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat er geen bewijs is dat de toepassing van artikel 4.10 tweede lid van de Wtos heeft geleid tot een onbillijkheid van overwegende aard. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt hieraan toe dat de IB-groep niet verplicht is om elke leerling die achttien jaar wordt persoonlijk te informeren.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om de kosten te compenseren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij J. Janssen als voorzitter fungeerde, en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2006.