ECLI:NL:CRVB:2006:AY8589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering wegens toekenning WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving. Appellant had een WW-uitkering aangevraagd na een herkeuring in april 2003, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 3 november 2004 dat zijn WW-uitkering per 11 juni 2003 moest worden beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Werkloosheidswet (WW), dat stelt dat er geen recht op WW-uitkering bestaat voor werknemers die een WAO-uitkering ontvangen met een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelt vast dat appellant inderdaad recht had op een WAO-uitkering van 80 tot 100% per 11 juni 2003, en dat de WW-uitkering van appellant daarom terecht is beëindigd. De Raad wijst erop dat de bedragen van de verstrekte WW-uitkering en de WAO-uitkering met elkaar zijn verrekend, en dat appellant het juiste bedrag aan uitkering heeft ontvangen, zij het niet op basis van de juiste wet. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de beslissing van het Uwv te herzien, en bevestigt de aangevallen uitspraak zonder proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T. Hoogenboom als voorzitter en C.P.J. Goorden en J. Riphagen als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 september 2006, in aanwezigheid van M.R.S. Bacon als griffier.