ECLI:NL:CRVB:2006:AY9001
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidskwestie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem meedeelde dat hij geen recht meer had op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) en dat een onverschuldigd betaald bedrag van € 80,70 van hem werd teruggevorderd. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond.
In de procedure bij de Centrale Raad heeft de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, verzocht om een inhoudelijke beoordeling van het ingetrokken besluit van het Uwv en om een uitspraak over de principiële vraag of een alcoholverslaafde wegens ziekte ongeschikt kan worden geacht tot het verrichten van arbeid. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen procesbelang meer bestond, aangezien het Uwv met een nieuw besluit op bezwaar het eerdere standpunt had herzien en het bezwaar van de appellant gegrond had verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen inhoudelijk geschil meer was tussen partijen en dat het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Raad heeft wel termen gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van de appellant, die in totaal zijn begroot op € 1.055,22. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in tegenwoordigheid van de griffier hebben uitgesproken.