ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering aan de orde zijn. Appellante ontving een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. In augustus 2000 ontving de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten een anonieme tip dat appellante schoonmaakwerkzaamheden verrichtte. Naar aanleiding van deze tip is er een onderzoek ingesteld, waarbij appellante op 6 februari 2001 is verhoord. Tijdens dit verhoor heeft zij verklaard dat zij sinds augustus 1994 op het aangegeven adres werkt.
Op 7 maart 2001 heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage besloten om de bijstandsuitkering van appellante over de periode van 1 mei 1996 tot en met 31 december 2000 te herzien en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 14 november 2002 het besluit van het College vernietigd en het College opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het College heeft vervolgens op 20 januari 2004 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het College de verklaring van een getuige, die stelde dat appellante pas in oktober of november 2000 met haar werk begon, niet op de juiste waarde heeft geschat. De Raad concludeert dat het College op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.