ECLI:NL:CRVB:2007:BA7357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- A.C. Palmboom
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van co-ouderschap in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de bijstandsverlening aan appellant, die zes kinderen heeft, van wie de jongste drie ten tijde van de uitspraak nog geen 18 jaar oud waren. Appellant is nooit gehuwd geweest met de moeder van zijn kinderen en heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, dat zijn bijstandsverlening had gewijzigd naar de norm voor een alleenstaande. Het College hanteerde een richtlijn voor co-ouderschap, waarbij de bijstandsbehoevende ouder voor de dagen dat de kinderen bij hem verblijven als alleenstaande ouder wordt aangemerkt, en voor de overige dagen als alleenstaande. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat deze richtlijn alleen van toepassing is als er duidelijke en langdurige afspraken zijn gemaakt over het co-ouderschap, wat in dit geval niet het geval was. Appellant heeft verklaard dat er nooit sprake is geweest van co-ouderschap en dat de moeder van de kinderen geen medewerking verleent aan een co-ouderregeling. De Raad concludeert dat het College terecht heeft geoordeeld dat appellant niet als co-ouder kan worden aangemerkt en dat de bijstand over alle dagen moet worden berekend naar de norm voor een alleenstaande. De uitspraak van de rechtbank Roermond, die het beroep tegen het besluit van het College ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.