ECLI:NL:CRVB:2007:BB0102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- P.M. Okyay-Bloem
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv om haar WAO-uitkering in te trekken, ongegrond werd verklaard. Appellante, die als agrarisch medewerkster werkte, meldde zich op 2 maart 1998 ziek met zwangerschaps- en psychische klachten. In 2000 werd haar een WAO-uitkering toegekend op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, na een herbeoordeling in 2003 door verzekeringsarts A. Sahebali, werd geconcludeerd dat appellante weer geschikt was voor haar eigen werk, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering per 27 augustus 2003.
Appellante voerde in beroep aan dat zij niet in staat was haar maatmanarbeid te verrichten en overhandigde aanvullende informatie van haar huisarts. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv op basis van de medische gegevens en het arbeidskundig onderzoek terecht had geoordeeld dat appellante geschikt was voor haar eigen werk. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten en voegde een rapport van psychiater Groenendijk toe, waarin werd gesteld dat er geen aanwijzingen waren voor een psychotische stoornis.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de medische beoordeling van het Uwv te betwisten. De Raad vond dat de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderbouwd waren en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.