ECLI:NL:CRVB:2007:BB0167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- P.M. Okyay-Bloem
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de WAO-schatting na medische herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 mei 2005, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 27 januari 2004 een besluit genomen waarin werd vastgesteld dat appellant niet arbeidsongeschikt was in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant, die eerder als chauffeur werkte, had zich ziek gemeld met schouderklachten en later ook met een polsbreuk. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd door een val, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze polsbreuk na de datum in geding viel en dus niet meegewogen kon worden in de beoordeling van zijn belastbaarheid op dat moment.
De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. De Raad onderschreef de eerdere conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige, die stelden dat appellant geschikt was voor de geduide functies, ondanks zijn beperkingen. De Raad oordeelde dat het verlies aan verdiencapaciteit op de datum in geding minder dan 15% was, waardoor appellant niet als arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en P.M. Okyay-Bloem als griffier, en vond plaats op 17 juli 2007.