ECLI:NL:CRVB:2007:BB0324

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4478 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de herziening van de WAO-uitkering en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 juni 2005, waarin het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te herzien, werd beoordeeld. Het Uwv had op 22 juni 2004 besloten de uitkering van appellant, die voorheen was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, te herzien naar 25 tot 35% met ingang van 21 augustus 2003. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. ing. J.G. van Ek, maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant niet had overschat en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand en veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellant.

In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn belastbaarheid niet was overschat en dat de functies medisch geschikt waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de grieven van appellant niet werden ondersteund door medische gegevens die relevant waren op de datum in geding, 21 augustus 2003. De Raad concludeerde dat de informatie die in hoger beroep was overgelegd, niet nieuw licht wierp op de belastbaarheid van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

05/4478 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 juni 2005, 04/2070 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. ing. J.G. van Ek, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007. Appellant is, zoals tevoren was bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W. de Rooy-Bal.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 22 juni 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, met ingang van 21 augustus 2003 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Mr. van Ek heeft namens appellant tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 oktober 2004, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het Uwv appellants belastbaarheid, zoals verwoord in de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), niet heeft overschat.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de voor appellant geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn. In lijn met de jurisprudentie van de Raad inzake het zogenaamde claim beoordelings- en borgingssysteem (CBBS) -verwezen wordt naar de uitspraak van de Raad van 9 november 2004, LJN: AR4718- heeft de rechtbank geoordeeld dat de gewenste onderbouwing van de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies pas tijdens de procedure bij de rechtbank is gegeven.
Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geheel in stand gelaten. Voorts heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellant dient te vergoeden.
In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de belastbaarheid van appellant door het Uwv niet is overschat. Voorts is appellant het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat de functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. De rechtbank had het bestreden besluit daarom op medische gronden moeten vernietigen en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand mogen laten.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Appellants grieven in hoger beroep worden niet ondersteund met medische gegevens die op de datum in geding, 21 augustus 2003, betrekking hebben. De in hoger beroep overgelegde medische informatie is van 7 september 2004 of later.
Bovendien heeft de bezwaarverzekeringsarts K. Corten in een schrijven van
3 november 2005 uiteengezet waarom de in hoger beroep overgelegde informatie geen nieuw licht werpt op appellants belastbaarheid op de datum in geding. Die uiteenzetting is niet weersproken en de Raad ook overigens niet onjuist voorgekomen
Wat betreft de geschiktheid voor de functies oordeelt de Raad ook niet anders dan de rechtbank. Met de bij brieven van 27 oktober 2005 en 14 juni 2007 gegeven informatie zijn appellants daarop betrekking hebbende grieven in hoger beroep voldoende weerlegd.
Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van P.M. Okyay-Bloem als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2007.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) P.M. Okyay-Bloem.
JL