ECLI:NL:CRVB:2007:BB6181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- G. van der Wiel
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake bijstandsuitkering en arbeidsverplichtingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 7 augustus 2006, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven ongegrond werd verklaard. Appellante ontving een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was tot 15 oktober 2004 ontheven van haar arbeidsverplichtingen vanwege zorgtaken voor haar kinderen. Het College had echter besloten om de arbeidsverplichtingen weer van toepassing te verklaren, wat leidde tot de rechtszaak.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 7 augustus 2007 zijn partijen niet verschenen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens ambtshalve onderzocht of appellante nog procesbelang had bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit een besluit van het College van 2 juli 2007 bleek dat appellante inmiddels een algehele ontheffing van de arbeidsverplichtingen was verleend tot 2 juli 2012. Daarnaast was er geen sprake van sancties wegens het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen die aan haar waren opgelegd.
Gezien deze omstandigheden concludeerde de Raad dat er geen procesbelang meer was voor appellante, wat leidde tot de beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2007, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en G. van der Wiel en P.J. Stolk als leden, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar.