ECLI:NL:CRVB:2007:BB6227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- G. van der Wiel
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten zwangerschap en bevalling en de mogelijkheid van een aflossingsregeling met het ziekenhuis
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 18 september 2006 een eerdere beslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch had vernietigd. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die zij had gemaakt in verband met haar zwangerschap en bevalling, welke kosten niet door haar ziektekostenverzekeraar waren vergoed. Het College had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat appellante ten tijde van de aanvraag niet verzekerd was voor ziektekosten en daardoor een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zou hebben getoond, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank oordeelde echter dat het College ten onrechte de bijstandsaanvraag had afgewezen en dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand moesten blijven.
Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de aanvraag voor bijstand niet betrekking had op het voldoen van een schuld en dat er zeer dringende redenen waren om de bijstand toch toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van zwangerschap en bevalling inderdaad betrekking had op een schuld van € 1.988,45 aan het Jeroen Bosch Ziekenhuis, aangezien deze kosten voor de aanvraag aan appellante in rekening waren gebracht en nog niet waren voldaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het College terecht had geweigerd bijzondere bijstand toe te kennen voor de in geding zijnde schuld.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd bevestigd voor zover deze was aangevochten, en de Raad merkte op dat appellante niet had aangetoond dat zij voor de kosten in geding geen aflossingsregeling met het ziekenhuis had kunnen treffen.