ECLI:NL:CRVB:2007:BB7014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en geschiktheid van functies voor appellant na herziening van de arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2005, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 16 september 2002 de herziening van de WAO-uitkering van appellant gehandhaafd, waarbij appellant werd ingeschat op een arbeidsongeschiktheid van 15-25% per 29 maart 2002. Appellant stelde dat de geduide functies niet haalbaar waren vanwege overschrijdingen van zijn belastbaarheid, met name op het gebied van knielen/hurken en gebogen/getordeerd actief zijn. Hij voerde aan dat zijn handelingstempo beperkt was door het gebruik van krukken en dat hij lijdt aan een Post Traumatische Stress Stoornis na een auto-ongeval in augustus 2003.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant behandeld op 21 september 2007, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. R.A. Sowka. De Raad heeft de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige in overweging genomen, die concludeerden dat appellant in staat was om de geduide functies te verrichten, ondanks de gestelde beperkingen. De Raad oordeelde dat de motivering van de bezwaararbeidsdeskundige voldoende was en dat er geen nieuwe gezichtspunten waren aangevoerd die tot een ander oordeel zouden leiden.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn belastbaarheid op de relevante datum anders was dan door het Uwv vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, met N.E. Nijdam als griffier, en vond plaats in het openbaar op 2 november 2007.