ECLI:NL:CRVB:2007:BB7015

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4326 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-schatting en medische beoordeling in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 mei 2005, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J.A. Aerts, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij, gezien haar lichamelijke en psychische klachten, geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten. Ter onderbouwing heeft zij medische informatie overgelegd van haar behandelend reumatoloog D. van Zeben en psychiater A.M.A. Westgeest.

De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van de (bezwaar-)verzekeringsarts als zorgvuldig beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen. De Raad concludeert dat de in hoger beroep overgelegde medische informatie geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat die de eerdere beoordeling van het Uwv in twijfel trekken. De Raad is van mening dat appellante op de datum in geding in staat was om de voorgehouden functies van gereedschapsmaker, elektronica-monteur en productiemedewerker textiel te verrichten.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 november 2007, na een zitting op 21 september 2007 waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. M. de Graaff.

Uitspraak

05/4326 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 mei 2005, 04/4814 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 november 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.J.A. Aerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2007.
Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M. de Graaff.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit op bezwaar van 18 oktober 2004 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het primaire besluit waarbij geweigerd is appellante een WAO-uitkering toe te kennen per
30 juni 2003 gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hierbij heeft zij overwogen dat haar niet is gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met de voor appellante geldende beperkingen of dat die beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Zij is voorts van oordeel dat appellante in beroep geen medische stukken in geding heeft gebracht op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen en ziet, mede in verband hiermee, geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante per 30 juni 2003 in staat te achten was de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij, gelet op haar lichamelijke en psychische klachten, geen duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid heeft. Ter onderbouwing van deze grief heeft zij verwezen naar informatie van de haar behandelend reumatoloog D. van Zeben van 13 juni 2002 en van de haar behandelend psychiater A.M.A. Westgeest van 5 april 2005 en van 18 april 2006. Zij heeft de Raad ten slotte verzocht om een deskundige te benoemen.
De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de medische beoordeling door de (bezwaar-)verzekeringsarts zorgvuldig is geweest en stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake. De in hoger beroep overgelegde medische informatie roept bij de Raad geen twijfel op aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv, nu het schrijven van de reumatoloog geen nieuwe informatie bevat waarmee geen rekening is gehouden door de (bezwaar-)verzekeringsarts en de informatie van de psychiater allereerst niet ziet op de situatie op de datum in geding maar op een periode ruim daarna en bovendien de door de psychiater gestelde diagnose niet wezenlijk anders is dan die van de (bezwaar-) verzekeringsarts. Ook wat betreft de recidiverende KNO-klachten ziet de Raad geen aanleiding tot twijfel aan de FML, waarbij geen beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van stof, rook, gassen en dampen, gelet op de toelichting van de bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn van 6 juli 2007. Gelet op het voorgaande ziet de Raad, evenmin als de rechtbank, aanleiding tot benoeming van een deskundige.
Wat betreft de arbeidskundige beoordeling is de Raad met de rechtbank van oordeel dat appellante, gelet op de FML, op de datum in geding in staat geacht moet worden tot het verrichten van de aan de voorgehouden functies van gereedschapsmaker, elektronica-monteur en productiemedewerker textiel verbonden werkzaamheden.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, uitgesproken in het openbaar op
2 november 2007.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) N.E. Nijdam.
JL