ECLI:NL:CRVB:2007:BC0930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid door weigering van arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 20 oktober 2004. Na het einde van deze overeenkomst heeft appellant geen nieuwe arbeidsovereenkomst aanvaard, ondanks dat het Uwv hem een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft aangeboden. Het Uwv weigerde appellant per 20 oktober 2004 een WW-uitkering toe te kennen, omdat hij verwijtbaar werkloos was geworden door het niet aanvaarden van de aangeboden arbeid.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant een nieuw arbeidscontract aangeboden heeft gekregen, dat qua salaris niet verschilde van het voorgaande contract. Appellant stelde echter dat het nieuwe contract in negatieve zin afweek van het vorige contract, omdat het geen bonusregeling bevatte en de scholingskosten gedeeltelijk voor rekening van de werknemer kwamen. De Raad oordeelde dat deze verschillen onvoldoende waren om te concluderen dat de aangeboden arbeid niet passend was. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij door eigen toedoen geen passende arbeid had behouden. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en T. Hoogenboom en C.P.J. Goorden als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.B. de Gooijer als griffier.