ECLI:NL:CRVB:2008:BG8003

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5137 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functioneren en functie-introductiegesprek bij de Koninklijke Marine

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, werkzaam bij de Koninklijke Marine, tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard voor wat betreft het aspect van het justeren van wapens, maar ongegrond voor de overige onderdelen. Appellant stelde dat de commandant in strijd met de Beleidsregel functioneringsgesprekken en beoordelingen defensie geen functie-introductiegesprek met hem had gehouden, wat hij beschouwde als een essentieel onderdeel van het beoordelingsproces. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 december 2008 behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door mr. A.A.J. Verstappen en R. Visser, terwijl de commandant werd vertegenwoordigd door mr. F.A.M. Bot.

De Raad heeft vastgesteld dat de commandant de beoordeling van appellant had gehandhaafd, ondanks het ontbreken van het functie-introductiegesprek. De Raad oordeelde dat de commandant voldoende had aangetoond dat appellant door middel van 'training on the job' en begeleiding op de hoogte was gebracht van zijn taken. De Raad concludeerde dat het achterwege blijven van het functie-introductiegesprek niet voldoende grond bood voor vernietiging van het bestreden besluit. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten in hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de Beleidsregel functioneringsgesprekken en de rol van de commandant in het beoordelingsproces. De Raad heeft de beoordeling van appellant als onvoldoende beoordeeld, maar vond dat de commandant voldoende had gemotiveerd dat appellant op de hoogte was van de verwachtingen in zijn functie. De uitspraak biedt inzicht in de juridische overwegingen rondom functioneringsgesprekken binnen de defensie en de verantwoordelijkheden van zowel de militair als de commandant.

Uitspraak

07/5137 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 juli 2007, 06/9138 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commandant Peloton BBE/GEVSTBAT (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 11 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. A.A.J. Verstappen, werkzaam bij de vakbond VBM/NOV, en R. Visser, gemachtigde. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot, werkzaam bij het ministerie van Defensie.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is werkzaam bij de Koninklijke marine. Bij besluit van 7 februari 2006 heeft de commandant ten aanzien van appellant een beoordeling vastgesteld over de periode van 1 maart 2004 tot 23 augustus 2005, in welke periode appellant werkzaam was als lid van de aanvalsploeg 2-3 van het tweede peloton van de Bijzondere Bijstands Eenheid in de rang van marinier der eerste klasse. Op de onderdelen kwaliteit van het geleverde werk, initiatief, verantwoordelijkheidsbesef en leiderschap is deze beoordeling uitgemond in een onvoldoende. Het totaaloordeel luidde: onvoldoende.
Bij het bestreden besluit van 22 september 2006 heeft de commandant deze beoordeling na door appellant daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard voor zover dit ziet op het aspect het justeren van wapens, dit besluit in zoverre vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard, met bijkomende bepalingen over vergoeding van proceskosten en griffierecht.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Appellant heeft er ook in hoger beroep op gewezen dat de commandant in strijd met artikel 3 van de Beleidsregel functioneringsgesprekken en beoordelingen defensie (hierna: Beleidsregel) niet een functie-introductiegesprek met hem heeft gehouden. In zo’n gesprek wordt uiteengezet aan welke eisen bij de vervulling van de functie moet worden voldaan. Volgens appellant gaat het hier om een hoeksteen van het beoordelingsproces. Gezien genoemde nalatigheid kan de beoordeling dan ook niet in stand blijven, aldus appellant.
3.2. De Raad overweegt daarover dat de militair volgens artikel 3 van de Beleidsregel binnen één maand na aanvang van zijn functievervulling een functie-introductiegesprek heeft met zijn functionele chef, in welk gesprek hij wordt geïnformeerd over wat van hem in de functie wordt verwacht. De commandant heeft uiteengezet dat het achterwege blijven van een functie-introductiegesprek ruimschoots is gecompenseerd doordat appellant door de ploegcommandant, de commandant zelf en zijn pelotonsgenoten door middel van “training on the job” op de hoogte is gebracht van de inhoud van de door hem uit te oefenen taken. Appellant is volgens de commandant intensief begeleid en daarbij regelmatig gewezen op zijn fouten.
Deze door de commandant geschetste gang van zaken is door appellant niet betwist zodat ervan uit dient te worden gegaan dat appellant er voldoende mee bekend was wat van hem bij de vervulling van zijn functie werd verwacht. Op deze wijze is appellant ook ervan op de hoogte gebracht dat in de praktijk een andere tactiek werd toegepast dan hij op de opleiding had geleerd. Aangezien aldus aan de strekking van artikel 3 van de Beleidsregel is voldaan, kan in de omstandigheid dat dit artikel naar de letter niet is nageleefd onvoldoende grond worden gevonden voor een vernietiging van het bestreden besluit.
3.3. Wat de inhoud van de beoordeling betreft overweegt de Raad nog dat bij de hier aangewezen terughoudende rechterlijke toetsing, als in de aangevallen uitspraak omschreven, onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden voor het oordeel dat de beoordeling, afgezien van het door de rechtbank vernietigde onderdeel, niet op voldoende gronden berust. Daarbij is van belang dat de als onvoldoende beoordeelde onderdelen van een duidelijke motivering en voldoende concrete voorbeelden zijn voorzien. Voor zover appellant heeft gesteld dat de onvoldoende beoordeling voor initiatief niet te rijmen valt met de goede beoordeling voor inzet, merkt de Raad op dat uit de stukken naar voren komt dat het hier om twee op zich van elkaar verschillende aspecten in het functioneren gaat.
3.4. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten in stand dient te blijven.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 december 2008.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD