ECLI:NL:CRVB:2009:BI9765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering en de rechtsgevolgen van een herinneringsbrief
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Appellante, die in hoger beroep is gegaan, had eerder een bijstandsuitkering ontvangen over de periode van 1 juni 2006 tot en met 15 augustus 2006. Bij besluit van 12 februari 2007 heeft het College deze bijstand herzien en een bedrag van € 794,57 teruggevorderd. Tevens werd appellante verplicht om vóór 1 oktober 2007 de definitieve beschikking van de Belastingdienst over de door haar ontvangen heffingskortingen te overleggen.
In een brief van 2 oktober 2007 herinnerde het College appellante aan deze verplichting. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat deze brief geen zelfstandig rechtsgevolg heeft en dus niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. De inhoud van de brief is feitelijk een herinnering aan de eerder opgelegde verplichting en de opname van een bezwaarclausule maakt dit niet anders. Het bezwaar tegen de brief is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank Breda had eerder het beroep tegen het besluit van 22 januari 2008 ongegrond verklaard, en in hoger beroep bevestigt de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, op 9 juni 2009.