ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2476

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4149 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoogte toeslag op AOW-pensioen en de invloed van partnerinkomen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Duitsland woont, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2008. De zaak betreft de wijziging van de hoogte van de toeslag op het AOW-pensioen van appellant, die door de Sociale verzekeringsbank (Svb) is doorgevoerd. De Svb heeft appellant op 14 december 2006 geïnformeerd dat de toeslag per augustus 2007 zou worden gewijzigd, omdat zijn partner een Overbruggingsuitkering zou ontvangen, wat als inkomen in verband met arbeid wordt aangemerkt.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, stellende dat dit sociaal onrechtvaardig is, aangezien zijn vrouw jarenlang heeft gewerkt en premies heeft betaald. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het inkomen van de partner van appellant terecht in mindering is gebracht op de AOW-toeslag, gezien de dwingendrechtelijke bepalingen. Appellant heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd en het hoger beroep ingesteld.

De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de Svb op juiste gronden het inkomen van de partner in mindering heeft gebracht op de AOW-toeslag. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat een Overbruggingsuitkering als inkomen in verband met arbeid moet worden aangemerkt. De Raad ziet geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De rechtbank heeft het bestreden besluit terecht in stand gelaten, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

08/4149 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Duitsland (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2008, 07/938 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 9 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Bos.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 14 december 2006 heeft de Svb appellant medegedeeld dat de hoogte van de toeslag op zijn AOW-pensioen per augustus 2007 wordt gewijzigd, omdat zijn partner inkomsten in verband met arbeid, namelijk een Overbruggingsuitkering, zal gaan ontvangen. In bezwaar stelt appellant dat sprake is van sociaal onrecht, nu zijn vrouw jaren werkzaam is geweest en premies heeft betaald en haar inkomen na het einde van deze werkzaamheden in het geheel wordt gekort op de AOW-toeslag. Het bezwaar van appellant is, bij besluit van 30 januari 2007 (hierna: bestreden besluit), ongegrond verklaard.
2. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat, gezien de dwingendrechtelijke bepalingen, het inkomen van de partner van appellant terecht op AOW-toeslag in mindering is gebracht.
3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb op juiste gronden en op juiste wijze het inkomen van de partner van appellant in mindering heeft gebracht op de AOW-toeslag. Voor het antwoord op de vraag of het inkomen van de partner geheel of gedeeltelijk op de AOW-toeslag in mindering moet worden gebracht is van belang of het inkomen uit arbeid, dan wel in verband met arbeid betreft. Zoals de Raad reeds eerder heeft geoordeeld, zie de uitspraak 2 mei 2001 (LJN AB1783), moet een Overbruggingsuitkering, zoals hier in geding, aangemerkt worden als inkomen in verband met arbeid. In het door appellant aangevoerde ziet de Raad geen aanleiding tot een ander oordeel te komen.
5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten en dat de aangevallen uitspraak dus voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M. Pijper.
RB