ECLI:NL:CRVB:2001:AB1783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- F.P. Zwart
- T.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Toeslag op AOW-uitkering en rechtvaardiging van inkomensonderscheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Assen, die op 9 april 1999 het beroep van [A.] gegrond verklaarde. De zaak betreft de toekenning van een toeslag op de AOW-uitkering van [A.], die op 1 februari 1997 de leeftijd van 65 jaar bereikte. De Sociale Verzekeringsbank had de toeslag vastgesteld op f 204,09 bruto per maand, maar bracht het inkomen van de echtgenote van [A.] volledig in mindering op deze toeslag. De rechtbank oordeelde dat dit onderscheid tussen inkomen uit arbeid en inkomen in verband met arbeid niet gerechtvaardigd was, en dat de wetgever geen goede redenen had om deze twee inkomenscategorieën anders te behandelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 21 maart 2001 behandeld. De Raad oordeelt dat de vraag naar de rechtvaardiging van het onderscheid tussen deze inkomenscategorieën binnen het kader van de AOW moet worden beantwoord. De Raad stelt vast dat de wetgever met de toeslagregeling beoogde om deelname aan het arbeidsproces niet te ontmoedigen. De Raad concludeert dat het onderscheid tussen inkomen uit arbeid en inkomen in verband met arbeid legitiem is, en dat de rechtbank ten onrechte de toetsing aan artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) heeft verlegd naar een vergelijking met de Algemene nabestaandenwet (Anw).
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het inleidende beroep ongegrond. De Raad benadrukt dat de AOW en de Anw verschillende doelen dienen en dat het onderscheid in behandeling van de inkomenscategorieën gerechtvaardigd is. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is op 2 mei 2001 gedaan, waarbij de Raad geen termen ziet voor een veroordeling in proceskosten.