ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1999 wegens rugklachten arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die eerder het besluit van het Uwv om de uitkering te herzien, gedeeltelijk had vernietigd. De rechtbank had geoordeeld dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv voldoende was onderbouwd en dat appellant in staat was de werkzaamheden te verrichten die aan de schatting ten grondslag lagen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn beperkingen ernstiger waren dan aangenomen.
Tijdens de zitting op 26 juni 2009 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn bezwaren herhaald. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad heeft de argumenten van appellant zorgvuldig overwogen, maar vond geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat appellant niet in staat was de geduide functies te verrichten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met A.C.A. Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2009.