ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5633
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad om als vervolgde in aanmerking te komen voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen op 12 oktober 2007, en deze afwijzing werd gehandhaafd bij het bestreden besluit van 11 april 2008. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 13 augustus 2009 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd dat appellante tijdens de Japanse bezetting vrijheidsberoving heeft ondergaan. In de archieven van het Nederlandse Rode Kruis en de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen zijn geen gegevens over appellante aangetroffen. De vader van appellante heeft in 1947 verklaard dat hij zich tijdens de bezetting heeft schuilgehouden, en de moeder van appellante heeft in 1954 aangegeven dat zij niet geïnterneerd is geweest tijdens de Japanse bezetting, maar wel tijdens de Bersiap-periode.
De Raad heeft de relevante wetgeving, met name artikel 2 van de Wet, in overweging genomen, waarin vervolging wordt gedefinieerd als handelingen van de vijandelijke bezettende macht die hebben geleid tot vrijheidsberoving. De Raad concludeert dat de beschikbare gegevens niet aantonen dat appellante aan deze definitie voldoet. Daarom wordt het beroep van appellante ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.