ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid tot arbeid in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant was van mening dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat de rechtbank ten onrechte de bevindingen van het Uwv had overgenomen. De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellant op 8 juli 2009 stukken heeft ingediend die binnen de termijn van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn ingediend. Echter, het Uwv heeft bezwaar gemaakt tegen het betrekken van deze stukken in het geding, waardoor de Raad deze buiten beschouwing heeft gelaten.
De Raad heeft de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen onderschreven, die blijk gaven van een zorgvuldig onderzoek. De primaire verzekeringsarts had appellant meerdere keren onderzocht en beschikte over relevante informatie van de huisarts en fysiotherapeut. De bezwaarverzekeringsarts heeft ook de informatie van een orthopedisch chirurg en andere medische gegevens meegewogen, maar vond geen aanleiding om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de bezwaarverzekeringsartsen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.