ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5932

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2469 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening WAO-uitkering na intrekking op basis van Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die zijn WAO-uitkering, die eerder was ingetrokken op basis van de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden, wilde heropenen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 augustus 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie. De appellant had in 2006 verzocht om heropening van zijn uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde dit, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. De rechtbank Breda had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de verzekeringsartsen terecht de benutbare mogelijkheden van de appellant hadden vastgesteld en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) rekening hield met zijn beperkingen en belastbaarheid.

Tijdens de zitting op 10 juli 2009 was de gemachtigde van de appellant niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd. De Raad oordeelde dat de gronden die de appellant had aangevoerd in hoger beroep slechts een herhaling waren van eerdere argumenten en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die een ander oordeel konden rechtvaardigen. De rechtbank had gemotiveerd aangegeven dat de door de appellant gestelde beperkingen adequaat waren meegenomen in de beoordeling. De functies die aan de schatting ten grondslag lagen, zoals productiemedewerker en chauffeur, werden door de Raad als terecht beoordeeld.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een nader medisch onderzoek in te stellen. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad de uitspraak ondertekenden. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/2469 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 14 maart 2008, 07/1481 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 21 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.M.A. Leijser, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009, waar appellants gemachtigde, met voorafgaand bericht, niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H.C. de Bruijn.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 25 juli 2006 heeft het Uwv geweigerd om appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die in 2003 met toepassing van de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden was ingetrokken, per 15 februari 2006 te heropenen, onder de overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid op laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
2. Nadat dit besluit bij beslissing op bezwaar van 13 februari 2007 (hierna: het bestreden besluit) was gehandhaafd, heeft de rechtbank Breda het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen terecht benutbare mogelijkheden hebben aangenomen en dat in de FML van 11 mei 2006 rekening is gehouden met de beperkingen en belastbaarheid van appellant. De door appellant gestelde beperkingen ten aanzien van staan, lopen, stof/rook/gassen/dampen en koude zijn daarin meegenomen. Er is verder geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat appellant meer beperkingen heeft dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
3.2. Arbeidskundig zijn de functies productiemedewerker pluimveeslachterij (sbc-code 271070), productie-/montagemedewerker (sbc-code 111180) en chauffeur/besteller (sbc-code 111230) naar het oordeel van de rechtbank terecht aan de schatting ten grondslag gelegd.
4. In hoger beroep heeft appellants gemachtigde verwezen naar de in beroep en bezwaar ingediende gronden.
5. De Raad ziet in hetgeen namens appellant is aangevoerd enkel een herhaling van hetgeen hij reeds eerder naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft gemotiveerd aangegeven dat die gronden niet slagen. Nu het hoger beroep ook overigens niet is onderbouwd met nadere (medische) gegevens, zijn er onvoldoende aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen dan is neergelegd in de aangevallen uitspraak of om over te gaan tot het instellen van een nader medisch onderzoek.
6. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
EV