ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8186

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2507 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgevolgen van een Bericht Terugbetalen in het kader van studiefinanciering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de rechtsgevolgen van een Bericht Terugbetalen van 6 februari 2008, dat volgens appellante niet gericht zou zijn op rechtsgevolg. De IB-Groep had eerder aan appellante medegedeeld dat er een schuld was ontstaan naar aanleiding van een inschrijvingscontrole, en deze schuld was omgezet in een rentedragende lening. Appellante heeft tegen deze besluiten niet tijdig bezwaar gemaakt, wat de Raad als een belangrijk punt beschouwt.

De Raad is van mening dat het bericht van 6 februari 2008 niet als een besluit kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen rechtsgevolgen met zich meebrengt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de stelling van appellante dat dit het eerste bericht was dat zij ontving over haar studieschuld niet geloofwaardig is. De Raad wijst erop dat appellante, ondanks haar dakloosheid, verantwoordelijk is voor het doorgeven van een adequaat postadres aan de IB-Groep.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2009.

Uitspraak

09/2507 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2009, 08/1253 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 18 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2009.
Appellante is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft bij brief van 19 maart 2008 bezwaar gemaakt tegen het Bericht Terugbetalen van 6 februari 2008. Hierbij heeft ze aangegeven dat zij de in dit bericht vermelde schuld aan rentedragende lening betwist.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 9 juni 2008 heeft de IB-Groep het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bericht van 6 februari 2008 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hierbij heeft zij overwogen dat de hoogte van de schuld reeds bij eerdere besluiten is vastgesteld, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Voorts heeft de rechtbank de stelling van appellante dat zij geen eerdere berichten aangaande haar studieschuld heeft ontvangen voor het bericht van 6 februari 2008 verworpen omdat zij dit niet geloofwaardig acht. Tenslotte heeft de rechtbank overwogen dat geen sprake is van schending van de hoorplicht door de IB-Groep nu op grond van artikel 7.3 van de Wet Studiefinanciering 2000 geen wettelijke verplichting bestaat voor de IB-Groep om appellante in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
2.1. In hoger beroep is aangevoerd dat het bericht van 6 februari 2008 wel degelijk gericht is op rechtsgevolg omdat het gaat om een wijziging van haar studieschuld en omzetting in een rentedragende lening. De IB-Groep had inhoudelijk moeten ingaan op haar bezwaren en had haar moeten horen.
2.2. De IB-Groep heeft bij verweerschrift schulduitleg gegeven. Voorts is het standpunt, ingenomen bij het besluit op bezwaar, gehandhaafd.
3.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het bericht van 6 februari 2008 niet gericht is op rechtsgevolg, noch ten aanzien van de hoogte van de schuld, noch ten aanzien van de omzetting van deze schuld in een rentedragende lening. Aan het bericht van 6 februari 2008 zijn meerdere berichten voorafgegaan ten aanzien van de studieschuld van appellante. Bij besluiten van 6 oktober 2007 heeft de IB-groep aan appellante medegedeeld dat een schuld is ontstaan naar aanleiding van een inschrijvingscontrole en bij besluit van 8 december 2007 is deze schuld omgezet in een rentedragende lening. Appellante heeft tegen deze besluiten niet tijdig bezwaar gemaakt. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de stelling van appellante dat het bericht van 6 februari 2008 het eerste bericht is dat ze heeft ontvangen over haar studieschuld niet geloofwaardig is. Bovendien is de Raad van oordeel dat, indien ervan moet worden uitgegaan dat appellante, gelet op het feit dat ze gedurende langere tijd dakloos is geweest, deze brieven niet heeft ontvangen, de gevolgen hiervan voor haar rekening en risico komen aangezien zij verplicht is om aan de IB-Groep een adequaat postadres door te geven.
3.2. De Raad verenigt zich voorts met hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent de schending van de hoorplicht.
3.3. Gelet op het bovenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
3.4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR