[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 27 december 2007, 07/337 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 december 2009
Namens appellant heeft mr. A. van den Os, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, onder overlegging van medische informatie. Bij brief van 6 oktober 2009 heeft het Uwv voorts een rapport van 28 september 2009 van bezwaarverzekeringsarts J.H.M. de Brouwer overgelegd.
Namens appellant is zijn reactie van 26 oktober 2009 ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2009. Appellant is niet verschenen, zoals was aangekondigd. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.L. Turnhout.
1.1. Appellant was voorheen werkzaam als medewerker projectondersteuning voor 28,8 uur per week bij een ministerie. Hij heeft zich op 21 juni 1996 ziek gemeld met klachten van vermoeidheid en malaise. Later is bij hem suikerziekte vastgesteld. Een en ander leidde niet tot toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Met ingang van 3 augustus 1998 is appellant op basis van een ziekmelding per 6 juli 1998 een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In zijn rapport van 3 februari 1999 oordeelde verzekeringsarts P.H.M. Tielemans dat er geen duurzaam benutbare (arbeids)mogelijkheden waren. Dit werd onveranderd aangenomen in het functie-ontslagadvies van 18 mei 2000.
1.3. Op een op 17 maart 2003 gedagtekend aanvraagformulier voorzetting arbeidsongeschiktheidsuitkering WAO/WAZ/Wajong gaf appellant aan dat zijn gezondheidstoestand en zijn beperkingen ongewijzigd waren. Verzekeringsarts J.H.M.B.M. van Hoeij heeft vervolgens geconcludeerd dat appellant geen benutbare mogelijkheden had ten gevolge van persoonlijk en sociaal disfunctioneren.
1.4. In het kader van een herbeoordeling is appellant op 22 mei 2006 gezien op het spreekuur van de arts L. van Esch. Deze constateerde een somatoforme stoornis alsmede diabetes mellitus type I. Op 11 juli 2006 heeft deze arts een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.
1.5. Arbeidsdeskundige D.J. Gootjes heeft op 8 augustus 2006 appellant een aantal theoretische functies voorgehouden en het verlies aan verdienvermogen op 36,7% berekend.
1.6. Bij besluit van 18 augustus 2006 is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 19 oktober 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.7. In het kader van het tegen het besluit van 18 augustus 2006 gemaakte bezwaar heeft bezwaarverzekeringsarts De Brouwer op 6 november 2006, op basis van dossierstudie en de in bezwaar ingezonden medische informatie van 20 september 2006 van internist/diabetoloog dr. G.E.M.G. Storms en van huisarts S.M. Terng het onderzoek van Van Esch geaccordeerd. Bezwaararbeidsdeskundige C.G. Litjens heeft op 5 december 2006 de geduide functies nader toegelicht, waarbij hij een aantal van deze functies alsnog niet-passend heeft geacht en voorts het verlies aan verdienvermogen heeft bepaald op 40%.
2. Bij besluit op bezwaar van 15 december 2006 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het primaire verzekeringsgeneeskundige onderzoek niet door een verzekeringsarts maar door een arts heeft plaatsgevonden en dat daarmee de kwaliteit van dat onderzoek onvoldoende is gewaarborgd. De rechtbank achtte dit gebrek in de bezwaarfase met het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts De Brouwer hersteld.
3.2. In de in beroep overgelegde informatie van 8 februari 2007 en juni 2007 van internist/diabetoloog Storms, het rapport van 8 mei 2007 van endocrinoloog dr. H. de Boer alsmede het rapport van 29 mei 2007 van V.S.H. Nadorp, gezondheidspsycholoog werkzaam bij PsyQ heeft de rechtbank, gelet ook op de door haar samengevat weergegeven reactie op deze informatie door bezwaarverzekeringsarts R.M.E. Blanker van 6 november 2007 geen aanleiding gezien te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit.
3.3. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de belasting van de uiteindelijk geduide functies past binnen de opgestelde FML en dat door de bezwaararbeidsdeskundige voldoende is gemotiveerd waarom niet sprake is van overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant in die functies.
4.1. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat de bezwaarverzekeringsarts niet had mogen volstaan met dossierstudie en dat het door de rechtbank gesignaleerde gebrek in het verzekeringsgeneeskundige onderzoek in de bezwaarfase niet is hersteld. Onder verwijzing naar de mening van de internist/diabetoloog Storms is aangevoerd dat in het geheel geen arbeidsbelasting mogelijk is. Appellant voldoet niet aan de diploma-eisen en ervaringseisen die bij diverse geduide functies gesteld worden. In een van de functies is gedurende de eerste vijf dagen van de maand een productiepiek of deadline aan de orde, hetgeen een overschrijding van appellants belastbaarheid meebrengt op dat punt, aldus appellant.
4.2. Het Uwv heeft het aangewezen geacht hangende het hoger beroep appellant op te roepen voor onderzoek door bezwaarverzekeringsarts De Brouwer. Na spreekuurcontact heeft deze verzekeringsarts op 28 september 2009 geconcludeerd dat de FML de mogelijkheden van appellant juist weergeeft.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Zoals ter zitting van de Raad besproken, is het Uwv van mening dat het door de rechtbank gesignaleerde gebrek in de primaire verzekeringsgeneeskundige beoordeling eerst met het in hoger beroep verrichte onderzoek door bezwaarverzekeringsarts De Brouwer is hersteld. De Raad ziet geen aanleiding daar anders over te oordelen. Dit betekent dat het bestreden besluit genomen is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en om die reden moet worden vernietigd. Ook de aangevallen uitspraak kan niet in stand blijven. Met betrekking tot de vraag of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten overweegt de Raad als volgt.
5.2. In het rapport van 8 mei 2007 heeft endocrinoloog De Boer gewezen op het mogelijke verband tussen aanhoudende ernstige stress en aanhoudend slechte glycemische controle; kortdurende incidentele stress heeft waarschijnlijk geen klinische betekenis voor de glycemische controle op lange termijn.
5.3. In de FML is ten aanzien van stress een beperking opgenomen in het item 1.9.7 “cliënt is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken”. Voor bezwaararbeidsdeskundige Litjens is onder andere dit gegeven aanleiding geweest om de functie leerplicht ambtenaar vanwege productiepieken op verschillende momenten in het jaar niet passend te achten. De functie statistisch analist is wel passend geacht, nu de werkdruk waarvan sprake is in die functie, alleen gedurende de eerste vijf dagen van de maand plaatsvindt. Alsdan is niet sprake van voortdurende tijdsdruk, aldus de bezwaararbeidsdeskundige.
5.4. Naar het oordeel van de Raad voldoet ook de functie statistisch analist (SBC-code 451010) niet aan de door de endocrinoloog gegeven omschrijving van toegelaten stress, te weten kortdurende incidentele stress, nu in deze functie sprake is van een bijzondere (thans genoemd: kenmerkende) belasting op het item de 1.9.7. met de omschrijving “Begin van de maand, duur ca. 5 dagen”.
5.5. Daarnaast heeft de Raad geconstateerd dat in de functie huismeester (SBC-code 261010) technisch inzicht en ervaring in sociale dienstverlening gewenst is. Zo moeten reparaties worden verricht en mutatie-onderhoud worden gepleegd. Niet gebleken is dat appellant, gelet op de in het Resultaat functiebeoordeling vermelde aanduiding van deze werkzaamheden, beschikt over het daarvoor naar het oordeel van de Raad onontbeerlijke technisch inzicht en de ervaring.
5.6. Gelet op het voorgaande laat de Raad daar in hoeverre in de FML tegemoet is gekomen aan de door de endocrinoloog De Boer aangegeven beperkingen ter zake van stress, nu het oordeel van de Raad over de functies statistisch analist en huismeester reeds tot gevolg heeft dat onvoldoende passende functies resteren om de schatting op te kunnen baseren.
5.7. De Raad ziet gelet op het voorgaande geen reden de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Het Uwv zal worden opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.288,-.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak van de Raad;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.288,- te betalen door het Uwv;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2009.