ECLI:NL:CRVB:2010:BL8097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- D.E.P.M. Bary
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak van een medische urenbeperking in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan betrokkene. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts, M. Hoogeboom-Copier, voldoende heeft gemotiveerd waarom een medische urenbeperking niet noodzakelijk is. De bezwaarverzekeringsarts heeft de medische situatie van betrokkene grondig onderzocht en daarbij de relevante medische gegevens en rapporten betrokken. De rechtbank had eerder het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vernietigd, omdat zij vond dat onvoldoende was aangetoond dat betrokkene in staat was om zijn werk van 30 uur per week te verrichten. De Raad is echter van mening dat de rechtbank haar oordeel niet voldoende heeft onderbouwd met medische gegevens.
De Raad wijst erop dat de bezwaarverzekeringsarts zich expliciet heeft afgevraagd of er een medische urenbeperking nodig was en dat haar conclusie, dat dit niet het geval is, goed gemotiveerd is. De rechtbank had niet voldoende rekening gehouden met de medische rapporten en de argumentatie van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad benadrukt dat de bestuursrechter niet verplicht is om het medisch oordeel van de bezwaarverzekeringsarts naast zich neer te leggen, ook al is er een beleidsdocument zoals de Standaard Verminderde Arbeidsduur.
Uiteindelijk vernietigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond. De Raad concludeert dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij D.J. van der Vos als voorzitter fungeerde, en de zaak is openbaar uitgesproken.