ECLI:NL:CRVB:2010:BM3731

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/4295 MAW + 08/5751 MAW +09/5042 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank van ’s-Gravenhage van 7 juni 2007. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.M. Groenhart van ACOM, CNV-bond voor militairen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Echter, op 12 november 2009 heeft de gemachtigde van appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de commandant te veroordelen in de proceskosten. De commandant, in dit geval de Commandant Luchtstrijdkrachten, heeft gereageerd met een verweerschrift. De Raad heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het beroep, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten. De Raad heeft vastgesteld dat de commandant in zijn besluit van 18 augustus 2009 al proceskosten heeft toegekend. De Raad is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om meer proceskosten te vergoeden dan reeds zijn toegekend in het eerdere besluit. Het verzoek van appellant om een veroordeling in de proceskosten is dan ook afgewezen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door M.C. Bruning, met P.N. Rijnsewijn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2010.

Uitspraak

07/4295 MAW
08/5751 MAW
09/5042 MAW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank van ’s-Gravenhage van 7 juni 2007, 06/3558 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commandant Luchtstrijdkrachten, (hierna: commandant)
Datum uitspraak:6 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.M. Groenhart, werkzaam bij ACOM, CNV-bond voor militairen te Leusden, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 12 november 2009 heeft voornoemde gemachtigde namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de commandant te veroordelen in de proceskosten.
De commandant heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep
De Raad stelt vast dat voornoemde gemachtigde namens appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens appellant een verzoek om veroordeling in de proceskosten is gedaan.
De Raad stelt vast dat de commandant in zijn besluit van 18 augustus 2009 proceskosten heeft toegekend. Met de commandant is de Raad van oordeel dat geen aanleiding bestaat tot vergoeding van meer proceskosten dan bij het besluit van 18 augustus 2009 reeds zijn toegekend. Het verzoek moet worden afgewezen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:75 van de Awb af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2010.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) P.N. Rijnsewijn.
HD