ECLI:NL:CRVB:2010:BN5076

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5983 ZW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep

Op 25 augustus 2010 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met registratienummer 09/5983 ZW-W. In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. I.A. Groenendijk, een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters mrs. Ch. van Voorst, J. Riphagen en A.A.H. Schifferstein. Het verzoek om wraking werd gedaan op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster stelde dat de schijn van vooringenomenheid was gewekt, omdat eerder verzoeken om uitstel van de behandeling van het hoger beroep waren afgewezen.

De Raad heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord op het tijdstip van de behandeling van haar hoger beroep, maar zowel verzoekster als de rechters van wie wraking werd verzocht, hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De Raad heeft vervolgens het verzoek om wraking afgewezen. De beslissing is gebaseerd op de overweging dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen, zoals het afwijzen van uitstelverzoeken. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat wraking enkel kan worden ingeroepen op basis van feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter.

De Raad heeft bepaald dat de inhoudelijke behandeling van de zaak onder nummer 09/5983 ZW kan worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond. De griffier is opgedragen om een afschrift van het proces-verbaal toe te zenden aan mr. I.A. Groenendijk en ter hand te stellen aan de rechters van wie wraking is verzocht. De uitspraak is gedaan in Utrecht op 25 augustus 2010.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 25 augustus 2010 van de
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
meervoudige kamer
Zitting hebben: mr. G. van der Wiel, als voorzitter,
mr. C.W.J. Schoor en mr. A.B.J. van der Ham, als leden.
Griffier: R.L. Venneman
Reg.nr. 09/5983 ZW-W
Gezien het bij faxbericht van 25 augustus 2010, ontvangen om 10.12 uur, namens [verzoekster] gedane verzoek op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met art 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van mr. I.A. Groenendijk, advocaat te ’s-Gravenhage, tot wraking van mrs. Ch. van Voorst, J. Riphagen en A.A.H. Schifferstein in het geding 09/5983 ZW.
Verzoekster is bij faxbericht van de Raad van 25 augustus 2010, verzonden om 11.19 uur, in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord op het tijdstip waarop de behandeling van haar hoger beroep een aanvang zou nemen, te weten op 25 augustus 2010 om 12.15 uur. Verzoekster en de raadsheren van wie de wraking is verzocht, hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
De Raad:
De beslissing luidt: wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gebaseerd op de volgende overwegingen:
In artikel 8:15 Awb is bepaald dat op verzoek van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Een wrakingsgrond dient derhalve te zijn gelegen in feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van) de rechter die een zaak behandelt.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de schijn van vooringenomenheid van de raadsheren is gewekt doordat tot tweemaal toe, laatstelijk op 23 augustus 2010, een verzoek om uitstel voor de behandeling van het hoger beroep op de zitting van 25 augustus 2010 is afgewezen.
Volgens vaste rechtspraak is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen als hier aan de orde. Voor zover met het verzoek is beoogd alsnog uitstel van de behandeling van het hoger beroep te bewerkstelligen, overweegt de Raad - in lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2009, LJN BI0395 - dat het middel van wraking daarvoor niet is gegeven.
Nu het gestelde geen betrekking heeft op de persoon van bovenvermelde rechters, dient het verzoek te worden afgewezen.
Bepaalt dat de inhoudelijke behandeling van de zaak onder nr. 09/5983 ZW kan worden voortgezet in de stand waarin hij zich bevond.
Draagt de griffier op een afschrift van dit proces-verbaal toe te zenden aan mr. I.A. Groenendijk en een afschrift ter hand te stellen aan mrs. Ch. van Voorst, J. Riphagen en A.A.H. Schifferstein
Waarvan proces- verbaal.
Utrecht, 25 augustus 2010
De griffier. De fungerend voorzitter.
R.L. Venneman
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep.