ECLI:NL:CRVB:2010:BO6470

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/4793 WAO en 10/243 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv over WAO-uitkering en termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar WAO-uitkering. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 december 2007, waarin haar uitkering was herzien. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het beroep tegen dit besluit te laat is ingediend en dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Appellante had eerder een uitkering ontvangen die was berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%, maar deze was herzien naar 65 tot 80% en later naar 55 tot 65%. De Raad stelt vast dat appellante niet tijdig heeft gereageerd op het besluit van 20 december 2007, omdat zij zich had laten leiden door de vermelding van het woord 'onveranderd' in dat besluit. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Ook het beroep tegen het besluit van 5 augustus 2008, waarin een brief van 29 april 2008 niet als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd aangemerkt, wordt ongegrond verklaard. De Raad concludeert dat de brief van 29 april 2008 slechts een informatieve mededeling was en geen rechtsgevolg had. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/4793 WAO en 10/243 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2009, 08/2274
(hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Roy van Zuydewijn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.P.H. Loogman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, laatstelijk werkzaam bij het Buro voor Rechtshulp als jurist, is op 17 juli 1997 uitgevallen met psychische klachten. Met ingang van 16 juli 1998 is haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een arbeidsongeschiktheidklasse van 80 tot 100%. Deze uitkering is met ingang van 1 januari 2000 herzien naar 65 tot 80%.
1.2. Naar aanleiding van een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft arbeidsdeskundige M.A.J. van den Berg bij brief van 29 september 2003 meegedeeld dat de WAO-uitkering met ingang van 30 november 2003 dient te worden ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.
1.3. Onder verwijzing naar de brief van de arbeidsdeskundige zoals genoemd onder 1.2, is bij besluit van 14 oktober 2003 meegedeeld dat met ingang van 1 juni 2002 de
WAO-uitkering uitbetaald wordt naar de klasse 65 tot 80%.
1.4. In het kader van een herbeoordeling heeft het Uwv een besluit van 5 februari 2007 genomen, waarin is aangegeven dat appellante een uitkering ontvangt berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Vervolgens is meegedeeld dat de WAO-uitkering van appellante met ingang van 3 april 2007 zal worden herzien naar 25 tot 35%.
1.5. Bij brief van 14 maart 2007 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen deze herziening. Bij besluit op bezwaar van 20 december 2007 is meegedeeld dat de met toepassing van het aangepaste Schattingsbesluit naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% herziene WAO-uitkering op en na 3 april 2007, nu onder toepassing van het oude Schattingsbesluit, ongewijzigd zal worden vastgesteld op 55 tot 65%.
1.6. Op 29 april 2008 heeft appellante zich telefonisch tot het Uwv gewend met het verzoek om de WAO-uitkering te berekenen naar een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% zoals deze werd berekend voorafgaand aan 3 april 2007, en om bij weigering daarvan een nieuw besluit op bezwaar af te geven met daarin opgenomen een nieuwe beroepstermijn. Bij brief van 29 april 2008 is dit telefoongesprek bevestigd en zijn beide verzoeken niet gehonoreerd.
1.7. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de brief van 29 april 2008. Dit bezwaar is bij besluit van 5 augustus 2008 niet-ontvankelijk verklaard omdat de brief van 29 april 2008 niet als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Deze brief behelst slechts een nadere toelichting op de telefonische vragen van 29 april 2008 en is niet gericht op rechtsgevolg.
2. Zowel tegen het besluit op bezwaar van 20 december 2007, door de rechtbank ontvangen op 10 juni 2008, als tegen het besluit op bezwaar van 5 augustus 2008, is beroep ingesteld. Als reden voor het buiten de beroepstermijn instellen van beroep tegen het besluit van 20 december 2007 is aangevoerd dat appellante vóór de herziening op 3 april 2007 een WAO-uitkering ontving, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Appellante is, door het woord “onveranderd” in het besluit op bezwaar van 20 december 2007 op het verkeerde been gezet en heeft hierdoor niet opgemerkt dat in het besluit op bezwaar van 20 december 2007 sprake was van een andere (lagere) arbeidsongeschiktheidsklasse, namelijk 55 tot 65%. Nadat daadwerkelijk werd uitbetaald naar de klasse van 55 tot 65%, heeft zij telefonisch contact opgenomen met het Uwv met het verzoek zoals beschreven onder 1.7, waarop de brief van 29 april 2008 is verzonden.
3.1. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit op bezwaar van 20 december 2007 niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de door appellante aangevoerde omstandigheden geen aanleiding zijn om met toepassing van artikel 6:11 van de Awb, een niet-ontvankelijk verklaring achterwege te laten. De rechtbank heeft er op gewezen dat in meerdere brieven, zoals het besluit van 5 februari 2007 maar ook de brief van 20 december 2007, is aangegeven dat de WAO-uitkering berekend werd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Bij nauwkeuriger lezing van dit besluit had dit ertoe kunnen leiden dat het bedrag dat appellante zou gaan ontvangen lager zou zijn dan het bedrag dat zij eerder ontving. Nu appellante zich uitsluitend heeft laten leiden door de vermelding van het woord “onveranderd” in het besluit van 20 december 2007, is er van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake.
3.2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit op bezwaar van 5 augustus 2008 ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de brief van 29 april 2008 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, aangezien met deze brief door het Uwv niet enig rechtsgevolg wordt beoogd. De brief bevat slechts een informatieve mededeling over de gang van zaken voorafgaande aan de herzieningsdatum van 3 april 2007 en brengt geen wijziging in de publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van partijen zoals neergelegd in het besluit van 20 december 2007.
4. Appellante heeft haar stellingen zoals aangevoerd in beroep, in hoger beroep herhaald.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Vaststaat tussen partijen dat het beroep tegen het besluit van 20 december 2007 te laat is ingediend. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of er ingevolge artikel 6:11 van de Awb aanleiding bestaat om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Evenals de rechtbank en op de overwegingen die de rechtbank heeft gebezigd, ziet de Raad in hetgeen appellante daartoe heeft aangevoerd geen aanleiding. Met de rechtbank is ook de Raad van oordeel dat bij nauwkeuriger lezing van niet alleen het besluit van 20 december 2007, waarbij overigens de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 19 december 2007 is meegezonden, maar ook van andere aan appellante gezonden brieven en besluiten van het Uwv, zoals onder meer de brieven van arbeidsdeskundigen van M.A.J. van den Berg van 29 september 2003, van M. van Straaten van 2 februari 2007 alsmede het besluit van 5 februari 2007, diverse malen is vermeld dat er sprake was van een WAO-uitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, hetgeen in tegenspraak was met de klasse waarnaar appellante WAO-uitkering ontving. Aldus had appellante bij ontvangst van het besluit van 20 december 2007 op de hoogte kunnen zijn van een veranderde arbeidsongeschiktheidsklasse.
5.2. Met betrekking tot het besluit op bezwaar van 5 augustus 2008 is de Raad, evenals de rechtbank, van oordeel dat de brief van 29 april 2008 slechts kan worden gezien als een mededeling van informatieve aard. De stelling van appellante dat het rechtsgevolg in de brief van 29 april 2008 is gelegen in de weigering van het Uwv om het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsklassen 55 tot 65% en 65 tot 80% uit te betalen, volgt de Raad niet. Naar het oordeel van de Raad ligt deze weigering reeds besloten in het besluit van 20 december 2007, waarin is aangegeven dat de WAO-uitkering op en na 3 april 2007 wordt berekend en betaald naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
5.3. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en C.P.J. Goorden en R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.A. van Amerongen.
NK