ECLI:NL:CRVB:2010:BO7439

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/4847 WTOS-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. De appellante had in eerste instantie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 juli 2009. De Raad had op 12 februari 2010 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2010 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van de Minister, die voorafgaand aan de zitting had bericht dat hij niet zou komen. De Raad heeft overwogen dat appellante geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die haar eerder waren geboden om het griffierecht te voldoen. De Raad concludeert dat appellante niet in verzuim is geweest en dat het verzet ongegrond is. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen grond is voor een veroordeling in de kosten van het verzet.

De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen voor de ontvankelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

09/4847 WTOS-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 juli 2009, 08/522 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep thans: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: Minister)
Datum uitspraak: 9 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 12 februari 2010 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 12 februari 2010 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 augustus 2010, waar partijen - de Minister met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 12 februari 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Bij brief van 7 oktober 2009 is appellante uitgenodigd het griffierecht binnen vier weken te voldoen. Bij faxbericht van 3 november 2009 heeft appellante een inkomensverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand ingezonden en verzocht om verlaging van het griffierecht. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad bij aangetekend verzonden brief van
9 november 2009 appellante in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen acht weken te voldoen en daarbij medegedeeld dat, voor zover het onmogelijk mocht zijn het griffierecht tijdig te voldoen, binnen de gestelde termijn (van acht weken) daarvoor de reden dient te worden aangegeven. Voorts is erop gewezen dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet aan het voorgaande wordt voldaan. Appellante heeft op die brief niet gereageerd. Het griffierecht is niet betaald.
De Raad stelt vast dat appellante geen gebruik heeft gemaakt van de bij de brief van 9 november 2009 aan haar geboden mogelijkheden. Nu zij evenmin anderszins binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, moet het verzet ongegrond worden verklaard en kan (ook) niet worden ingegaan op het in het verzetschrift door haar gedane verzoek het griffierecht in drie gedeelten te mogen betalen.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet bestaat geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
NW