ECLI:NL:CRVB:2011:BT6290

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/4705 WAJONG + 10/4706 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAJONG-uitkering en re-integratievisie in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAJONG-uitkering van betrokkene, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 september 2011 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank te veel waarde heeft gehecht aan het letterlijk volgen van het protocol voor Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS). De (bezwaar)verzekeringsartsen hebben op goede gronden de klachten van betrokkene niet als ME/CVS aangemerkt. De Raad stelt dat het niet volgen van het protocol niet ter zake doet, mits er een zorgvuldige beoordeling heeft plaatsgevonden. De re-integratievisie is volgens de Raad gebaseerd op een deugdelijke grondslag, omdat de belastbaarheid zorgvuldig door de (bezwaar)verzekeringsarts is vastgesteld. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug voor verdere behandeling.

De zaak betreft een hoger beroep ingesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2010. De rechtbank had de beroepen van betrokkene gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot een bepaalde beoordeling en dat de zaak inhoudelijk verder behandeld moet worden door de rechtbank. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken en de zaak is behandeld op een zitting waar de appellant vertegenwoordigd was door een advocaat, terwijl betrokkene niet aanwezig was.

Uitspraak

10/4705 WAJONG + 10/4706 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 juli 2010, 09/2824 + 09/2825 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 23 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. K. Houtsma, advocaat te Roermond, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2011. Namens appellant is verschenen
mr. E.J.S. van Daatselaar. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 12 maart 2009 heeft appellant ongegrond verklaard het bezwaar van betrokkene gemaakt tegen het besluit van 21 oktober 2008 waarin de hem toegekende uitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) per 14 juli 2008 is herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%.
1.2. Bij besluit van 13 maart 2009 heeft appellant ongegrond verklaard het bezwaar van betrokkene gemaakt tegen het besluit van 21 oktober 2008 waarin de re-integratievisie is vastgesteld.
2. De beroepen gericht tegen de besluiten van respectievelijk 12 maart 2009 en 13 maart 2009 zijn door de rechtbank gevoegd behandeld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en appellant opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. Tevens heeft de rechtbank beslissingen gegeven over vergoeding aan betrokkene van griffierecht en proceskosten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 september 2009, (LJN BJ7873) naar voren komt dat de vraag welke betekenis in een concreet geval toekomt aan het verzekeringsgeneeskundig protocol Chronisch Vermoeidheidssyndroom (hierna: protocol CVS) moet worden beantwoord aan de hand van feiten en omstandigheden van het geval en de aard en inhoud van het voorschrift van het protocol CVS. Appellant heeft erkend dat het protocol CVS niet gevolgd is omdat er bij betrokkene geen aanwijzingen waren voor CVS. De rechtbank heeft appellant hier niet in kunnen volgen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het protocol CVS met zich mee dat aan de hand daarvan moet worden beoordeeld of iemand zich terecht op het standpunt stelt dat er sprake is van CVS. Het besluit van 12 maart 2009 is derhalve onzorgvuldig voorbereid, aldus de rechtbank.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat, nu een deugdelijke medische grondslag voor wat betreft de verlaging van de WAJONG-uitkering ontbreekt, ook de re-integratievisie een deugdelijke motivering ontbeert. Om deze reden is ook dit besluit vernietigd.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank te veel waarde hecht aan het letterlijk volgen van het protocol CVS. De (bezwaar)verzekeringsartsen hebben op goede gronden betrokkenes klachten niet als ME/CVS aangemerkt. Of het protocol daarna niet meer is gevolgd doet niet ter zake mits er een zorgvuldige beoordeling heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot de re-integratievisie merkt appellant op dat ook deze op een deugdelijke grondslag berust nu de belastbaarheid op zorgvuldige wijze door de (bezwaar)verzekeringsarts is vastgesteld.
4. De Raad deelt het onder rechtsoverweging 3 weergegeven standpunt van appellant. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld 20 augustus 2010, LJN BN4858 en 8 december 2010, LJN BO7222) is een (bezwaar)verzekeringsarts niet gehouden om in zijn of haar rapportage elk punt van het protocol te benoemen. Protocollen, als het Protocol CVS, zijn immers slechts bedoeld als hulpmiddel voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Wat er ook zij van hetgeen door betrokkene in de loop van de procedure naar voren is gebracht, naar het oordeel van de Raad komt bovendien uit de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen onmiskenbaar naar voren dat het protocol CVS in feite wel degelijk is gevolgd. De (bezwaar)verzekeringsartsen hebben in hun rapporten namelijk voldoende aandacht besteed aan de vermoeidheidsklachten van betrokkene. Daarin is tevens gemotiveerd waarom deze niet (kunnen) leiden tot het aannemen van meer beperkingen. Volgens die rapporten ontbreken daarvoor nu eenmaal de noodzakelijke objectief-medische aanknopingspunten.
Hieruit volgt dat het oordeel van de rechtbank dat de bezwaarverzekeringsarts het protocol CVS ten onrechte niet heeft toegepast, onjuist is.
5. Uit rechtsoverweging 4 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Aangezien het geding naar het oordeel van de Raad nadere behandeling door de rechtbank behoeft, nu de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot de in overweging 2 weergegeven beoordeling, acht de Raad het aangewezen de zaak met toepassing van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beroepswet terug te wijzen naar de rechtbank ’s-Gravenhage met het oog op een inhoudelijke behandeling van de beroepen besluiten.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank ’s-Gravenhage.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) I.J. Penning.
IvR