ECLI:NL:CRVB:2012:BV2261

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/533 WAJONG + 11/534 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van Wajong-uitkering bij verhuizing naar het buitenland

In deze zaak gaat het om de intrekking van de Wajong-uitkering van appellant, die sinds 1985 een uitkering ontvangt op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellant had verzocht om met behoud van zijn uitkering naar Hongarije te verhuizen, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft dit verzoek afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de door appellant aangevoerde redenen voor zijn verhuizing niet als 'zwaarwegende redenen' kunnen worden aangemerkt. De Raad stelt vast dat het exportverbod van Wajong-uitkeringen het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties kan worden toegepast. Appellant had geen medische noodzaak aangetoond die zijn verzoek zou rechtvaardigen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/533 en 11/534 WAJONG (gerectificeerde uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2010, 10/1395 en 10/1466 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2011. Namens appellant is mr. B.B.A. Willering, advocaat, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M.C. Beijen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontvangt sedert 1985 een uitkering als jonggehandicapte, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 2 oktober 2009 heeft het Uwv de uitkering van appellant op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), naar aanleiding van een melding en aanvraag van appellant om per 31 juli 2009 in het buitenland te mogen wonen, met ingang van 1 augustus 2009 ingetrokken vanwege die (reeds gerealiseerde) verhuizing.
1.3. Bij besluit van 14 oktober 2009 heeft het Uwv een bedrag van € 2.098,01 ter zake van - over de periode augustus en september 2009 - onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering van appellant teruggevorderd.
1.4. Bij besluit van 12 februari 2010 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 oktober 2009 ongegrond verklaard. Daarbij is als motivering gegeven dat de door appellant opgegeven redenen om naar Hongarije te verhuizen niet als zwaarwegende redenen om te verhuizen naar het buitenland kunnen worden aangemerkt. Verwezen is naar het door het Uwv op grond van artikel 17, zevende lid, van de Wajong vastgestelde Besluit Beleidsregels Voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (het Besluit).
1.5. Bij besluit van 24 februari 2010 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het terugvorderingsbesluit van 14 oktober 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen de besluiten van
12 februari 2010 en 24 februari 2010 (de bestreden besluiten) ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het droge klimaat in Hongarije zijn gezondheidsklachten aanzienlijk vermindert. Zijn klachten komen voort uit een hartafwijking (appellant heeft in verband daarmee een kunstmatige hartklep), epilepsie en gewrichtspijnen. Appellant meent dat dit effect door het Uwv onvoldoende is onderzocht en in aanmerking is genomen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de door appellant genoemde omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als ‘zwaarwegende redenen’ om met behoud van een Wajong-uitkering buiten Nederland te mogen wonen. Daarbij acht de Raad van belang dat blijkens artikel 17, eerste lid, onder c, van de Wajong alsmede de wetsgeschiedenis het exportverbod van Wajong-uitkeringen het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden. De situatie van appellant valt niet onder één van de daartoe expliciet in het Besluit (zoals verwoord onder punt 2.4 van de aangevallen uitspraak) genoemde situaties. Ook overigens bestaat volgens de bezwaarverzekeringsarts, objectief bezien, geen dwingende medische noodzaak voor het wonen buiten Nederland. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts in dit geval haar onderzoek kon beperken tot dossieronderzoek en de door appellant naar voren gebrachte gegevens. Daartoe neemt de Raad in overweging dat appellant ten tijde van het indienen van zijn aanvraag om in het buitenland te mogen wonen niet onder medische behandeling was en dat niet was gebleken dat zijn medische situatie sinds de laatste herbeoordeling duidelijk achteruit was gegaan. Appellant had voorts aangegeven dat hij te ver weg woont om het spreekuur van de bezwaarverzekeringsarts te kunnen bezoeken en heeft zelf geen medische informatie ingebracht. Voor het raadplegen van een deskundige ziet de Raad geen reden. Gelet op het vorenstaande ziet de Raad geen grond om te oordelen dat het Uwv gebruik had moeten maken van de hardheidsclausule en het exportverbod buiten toepassing had moeten laten.
4.2. Tegen het bestreden besluit dat strekt tot handhaving van de terugvordering heeft appellant geen afzonderlijke grieven aangevoerd. De Raad ziet geen grond dat bestreden besluit voor onjuist te houden.
4.3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2012.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) J.R. Baas.
KR