ECLI:NL:CRVB:2012:BV2897

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1811 AOW + 11/4655 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen en niet-ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak heeft appellante, wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaard. Appellante had in 2006 verzocht om toekenning van een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb had haar aanvraag in 2007 afgewezen, omdat zij niet voor de AOW verzekerd was geweest. Na bezwaar had de Svb dit besluit bevestigd. In hoger beroep heeft de Svb echter aangegeven dat het eerdere besluit niet kan standhouden en heeft een nieuw besluit genomen, waarin is vastgesteld dat appellante met ingang van 1 juli 2005 recht heeft op een AOW-pensioen ter hoogte van 80% van het volledige AOW-pensioen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante geen belang meer heeft bij de beoordeling van het eerste besluit, omdat dit is vervangen door het tweede besluit, dat haar claim grotendeels tegemoetkomt. Het hoger beroep tegen het eerste besluit is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Wat betreft het tweede besluit heeft de Raad geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat appellante geen gronden heeft aangevoerd tegen dit besluit. De Raad heeft ook bepaald dat de Svb het betaalde griffierecht van € 110,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2012.

Uitspraak

09/1811 AOW
11/4655 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2009, 07/2437 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 3 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N Zuidersma, mr. J.Y van den Berg en mr. T.E.C. Werner. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het onderzoek wordt voortgezet op een nader te bepalen datum.
De meervoudige kamer van de Raad heeft vervolgens besloten de zaak te verwijzen naar de enkelvoudige kamer van de Raad.
Appellant en de Svb hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft in 2006 de Svb verzocht haar een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen.
1.2. Bij besluit van 7 maart 2007 heeft de Svb de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat zij niet voor de AOW verzekerd is geweest.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 8 mei 2007 (besluit 1) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 7 maart 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op AOW.
3.2. Verweerder heeft aangegeven dat besluit 1 bij nader inzien geen stand kan houden. Bij nieuw besluit op bezwaar van 6 juli 2011 (besluit 2) is het bezwaar van appellante gegrond verklaard en is bepaald dat appellante met ingang van 1 juli 2005 recht heeft op een AOW-pensioen ter hoogte van 80% van het volledige AOW-pensioen.
3.3. Besluit 2 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Nu de Svb reeds te kennen heeft gegeven besluit 1 niet te handhaven en dit besluit is vervangen door besluit 2, is de Raad van oordeel dat appellante geen belang meer heeft bij de beoordeling van besluit 1. Het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak zal, voorzover dat is gericht tegen besluit 1, om die reden niet ontvankelijk worden verklaard.
4.2. Met betrekking tot besluit 2 is de Raad van oordeel dat het beroep, in het licht van het feit dat besluit 2 zeer ver tegemoet komt aan de stelling van appellante dat zij recht op een AOW-uitkering heeft, en het feit dat appellante met betrekking tot besluit 2 in het geheel geen gronden heeft aangevoerd, ongegrond moet worden geacht.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover dat betrekking heeft op besluit 1;
Verklaart het beroep tegen besluit 2 ongegrond;
Bepaalt dat de Svb aan appellante het betaalde griffierecht van € 110,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2012.
(get.) E.E.V. Lenos.
(get.) J.R. Baas.
TM
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare l’appel irrecevable pour autant que l’appel ait trait à la décision 1 ;
Déclare l’appel de la décision 2 non fondé ;
Décide que la Banque de la sécurité sociale [SVB] rembourse l’appelant des droits de greffe de € 110,- payés par le dernier.
Par conséquent, décidée par E.E.V. Lenos, en présence de J.R. Baas en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 3 février 2012.