ECLI:NL:CRVB:2012:BV6350

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/5674 AWBZ + 11/5675 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verantwoording van het persoonsgebonden budget in het kader van AWBZ-zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat was toegekend aan wijlen [betrokkene]. De appellanten, de erven van [betrokkene], hebben in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 augustus 2011 aangevochten, waarin het beroep tegen een besluit van Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen NV ongegrond was verklaard. De Centrale Raad heeft de zaak behandeld op de zitting van 23 januari 2012, waarbij mr. F. Bakker de appellanten vertegenwoordigde en Groene Land werd vertegenwoordigd door mr. I. Punt.

De kern van het geschil betreft de vraag of Groene Land zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een bedrag van € 3.674,22 van het aan wijlen [betrokkene] toegekende pgb niet deugdelijk is verantwoord. Groene Land stelde dat de bestedingsdoelen die door de appellanten zijn aangevoerd, niet kwalificeren als AWBZ-zorg. De appellanten daarentegen voerden aan dat het pgb volledig was besteed aan de zorg voor wijlen [betrokkene], met een aanzienlijk deel voor directe verzorging en een kleiner deel voor hulpmiddelen zoals een rollator, een elektrisch verstelbaar bed, een sta-opstoel en badkameraanpassingen.

De Centrale Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de genoemde hulpmiddelen niet als AWBZ-zorg kunnen worden gekwalificeerd. Volgens de Regeling subsidies AWBZ mag het pgb uitsluitend worden gebruikt voor zorg die in de Regeling is gedefinieerd, en de Raad vond geen aanknopingspunten voor het standpunt van de appellanten dat de hulpmiddelen als indirecte AWBZ-zorg moeten worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/5674 AWBZ
11/5675 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
de erven van [betrokkene], vertegenwoordigd door [appellanten], wonende te [woonplaats], (appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 augustus 2011, 09/918 en 09/954 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen NV (Groene Land)
Het geding is behandeld op de zitting van 23 januari 2012. Voor appellanten is verschenen mr. F. Bakker, advocaat. Groene Land heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Punt.
1. De Raad verwijst voor een weergave van de feiten en het van toepassing zijnde recht naar de aangevallen uitspraak.
2. Het geding heeft uitsluitend nog betrekking op de aangevallen uitspraak voor zover daarin is geoordeeld over het beroep tegen het besluit van 2 maart 2010. De rechtbank heeft het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is in geschil of Groene Land zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ter zake van de besteding van het aan wijlen [betrokkene] toegekende persoonsgebonden budget ten bedrage van € 22.840,63 een bedrag van € 3.674,22 niet deugdelijk is verantwoord. Groene Land heeft onder meer aangevoerd dat de door appellanten aangevoerde bestedingsdoelen zich niet kwalificeren als AWBZ-zorg. Voorts heeft Groene Land aangevoerd dat voor een deel van deze voorzieningen de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning voorliggende voorzieningen zijn.
4.Appellanten hebben aangevoerd dat het persoonsgebonden budget geheel is gebruikt om de zorg voor wijlen [betrokkene] te bekostigen. Het grootste deel is besteed voor zijn directe verzorging, een relatief beperkt deel voor de aanschaf van hulpmiddelen die deze zorg mogelijk moesten maken: een sta-opstoel, een elektrisch verstelbaar seniorenbed, een rollator en badkameraanpassingen. Appellanten hebben schadevergoeding gevorderd.
5. De Raad is van oordeel dat de rollator, het elektrisch verstelbare bed, de sta-opstoel en de badkameraanpassingen zich niet kwalificeren als AWBZ-zorg, zodat het toegekende persoonsgebonden budget niet met de aanschaf van die voorzieningen kan worden verantwoord. Uit artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (hierna: Regeling) volgt dat het persoonsgebonden budget uitsluitend mag worden gebruikt voor de betaling van zorg bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel b, d of h, van de Regeling en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten. Deze bepalingen verwijzen - ten tijde hier van belang - naar de in Besluit zorgaanspraken AWBZ (hierna: Besluit) gedefinieerde zorgfuncties persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer, kortdurend verblijf, ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding. De Raad heeft noch in de tekst van de Regeling en het Besluit, noch in de toelichting daarbij aanknopingspunten gevonden voor het standpunt van appellanten dat de voor de verzorging van wijlen [betrokkene] aangeschafte hulpmiddelen moeten worden aangemerkt als indirecte AWBZ-zorg, dan wel als met relevante zorgfuncties noodzakelijk verbonden kostenposten.
6. Hiermee is gegeven dat het hoger beroep niet slaagt, dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten dient te worden bevestigd en dat het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
7. Dictum van de uitspraak:
a. de aangevallen wordt bevestigd voor zover aangevochten;
b. het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter. Griffier is B.E.H. Bekkers.