ECLI:NL:CRVB:2012:BW0475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/5236 WWB + 11/5237 WWB + 11/5238 WWB + 11/5239 WWB + 11/5240 WWB + 11/5241 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep door bestuursorgaan en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Veluwerand. Het hoger beroep was ingesteld tegen drie uitspraken van de rechtbank Zutphen van 3 augustus 2011. De betrokkenen, beiden wonende te Ermelo, hebben gereageerd op het hoger beroep door middel van een verweerschrift, ingediend door hun advocaat, mr. P.R. Hogerbrugge. Tijdens de zitting op 6 maart 2012 heeft het dagelijks bestuur het hoger beroep ingetrokken.

De Raad heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, er een verzoek is gedaan door de betrokkenen om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 21a van de Beroepswet in acht genomen, dat bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten.

De Raad heeft geoordeeld dat de kosten die de betrokkenen redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van de hoger beroepen, moeten worden vergoed. Aangezien het gaat om samenhangende zaken en de betrokkenen drie identieke verweerschriften hebben ingediend, zijn de kosten begroot op € 437,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en de proceskostenveroordeling is een belangrijk aspect van deze beslissing.

Uitspraak

11/5236 WWB
11/5237 WWB
11/5238 WWB
11/5239 WWB
11/5240 WWB
11/5241 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met de hoger beroepen van:
het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Veluwerand (appellant),
tegen drie uitspraken van de rechtbank Zutphen van 3 augustus 2011, 10/1831 en 10/1832, 10/2118 en 11/48 (aangevallen uitspraken)
in de gedingen tussen:
appellant
en
[Betrokkenen], beiden wonende te Ermelo (betrokkenen)
Datum uitspraak: 27 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroepen ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
Namens betrokkenen heeft mr. P.R. Hogerbrugge, advocaat, een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.G. Rost. Betrokkenen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De Raad stelt vast dat appellant de hoger beroepen ter zitting heeft ingetrokken. Betrokkenen hebben in het verweerschrift in hoger beroep een verzoek om veroordeling van appellant in de proceskosten van betrokkenen gedaan.
Aangezien de rechtbank Zutphen bij de aangevallen uitspraken ten aanzien van de proceskosten in beroep heeft beslist, staan slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling.
De Raad ziet aanleiding appellant te veroordelen in de kosten die betrokkenen in verband met de behandeling van de hoger beroepen redelijkerwijs hebben moeten maken. Gelet op het feit dat sprake is van samenhangende zaken waartegen betrokkenen in hoger beroep drie identieke verweerschriften hebben ingediend, worden deze kosten begroot op € 437,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het dagelijks bestuur in de kosten van betrokkenen tot een bedrag van
€ 437,--.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van
N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 maart 2012.
(get.) J.N.A. Bootsma.
(get.) N.M. van Gorkum.
RB