ECLI:NL:CRVB:2012:BW1979

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2352 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die als kok heeft gewerkt, meldde zich op 17 februari 2007 ziek vanuit een werkloosheidssituatie. Het Uwv besloot op 29 januari 2009 dat appellant per 14 februari 2009 geen WIA-uitkering kon ontvangen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een beslissing op bezwaar van 20 juli 2009 bevestigd, waarop appellant in beroep ging bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts te twijfelen. Appellant was geschikt geacht voor de geduide functies, ondanks zijn schouderklachten. In hoger beroep voerde appellant aan dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat zijn schouderklachten onvoldoende waren meegewogen. Hij verzocht de Raad om een orthopedisch chirurg te raadplegen.

De Raad heeft dit verzoek gehonoreerd en orthopedisch chirurg dr. J.B.A. van Mourik benoemd als deskundige. Deze concludeerde dat appellant een schouderprobleem had, maar dat de geduide functies voldeden aan de eisen. De Raad oordeelde dat het oordeel van de deskundige in beginsel gevolgd moest worden, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een andere conclusie konden leiden. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

10/2352 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 17 maart 2010, 09/1365 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 6 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door drs. H. ten Brinke.
Na afloop van de zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De Raad heeft het onderzoek heropend en orthopedisch chirurg dr. J.B.A. van Mourik verzocht van verslag en advies te dienen omtrent de gezondheidssituatie van appellant en zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid. Deze deskundige heeft op 3 oktober 2011 gerapporteerd.
Beide partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is werkzaam geweest als kok. Vanuit een werkloosheidssituatie heeft hij zich op 17 februari 2007 ziek gemeld.
1.2. Bij besluit van 29 januari 2009 heeft het Uwv appellant bericht dat hij per 14 februari 2009 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1 3. Bij beslissing op bezwaar van 20 juli 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medische onderzoek onzorgvuldig te achten. Evenmin heeft zij aanknopingspunten gezien om aan de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts te twijfelen. De wegens een schouderoperatie ontvangen ziektewetuitkering houdt verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid na de datum in geding. De rechtbank is van oordeel dat appellant geschikt is te achten voor de geduide functies.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische grondslag. Met zijn schouderklachten is nog steeds onvoldoende rekening gehouden. Per 25 maart 2009 is hij wel arbeidsongeschikt geacht en zijn gezondheidstoestand is vanaf 14 februari 2009 nauwelijks veranderd. Hij kan de geduide functies niet verrichten. Hij verzoekt de Raad een orthopedisch chirurg te raadplegen.
4.1. De Raad heeft dit verzoek gehonoreerd en Van Mourik als deskundige benoemd. Deze heeft aangegeven dat appellant een schouderprobleem heeft beiderzijds op basis van een gering frozen shoulder beeld. Op grond daarvan kan appellant geen werkzaamheden verrichten waarbij hij de schouders/armen verder dan 110 graden moet abduceren of anteflecteren. Op 14 februari 2009 was er sprake van een schouderprobleem beiderzijds op basis van cuff problematiek. Van Mourik kan zich goed verenigen met de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant. De geduide functies voldoen volgens de deskundige goed aan de gestelde eisen.
4.2. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken is de Raad niet gebleken. Het door de deskundige verrichte onderzoek is volledig en zorgvuldig. Hij heeft onder meer nek, rug en schouders onderzocht en röntgenfoto’s opgevraagd d.d. 5 januari 2009. Ook heeft hij nieuwe röntgenfoto’s van de schouders laten maken. Voorts heeft hij de brief van appellants behandelend orthopedisch chirurg van 21 juli 2009 uit het ziektewetdossier in zijn beoordeling betrokken. Bovendien heeft appellant noch in beroep noch in hoger beroep nadere medische informatie overgelegd die tot een andere conclusie moet leiden.
4.3. Het hoger beroep slaagt dus niet.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2012.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) N.S.A. El Hana.
JL