ECLI:NL:CRVB:2012:BW6006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na intrekking besluit terugvordering bijstandsvoorschot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Til, advocaat. De zaak betrof een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat op 8 juli 2009 een voorschot op algemene bijstand van € 400,-- had teruggevorderd, omdat appellant volgens het college geen recht op bijstand had. Appellant had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens het hoger beroep heeft het college op 21 juli 2010 het bestreden besluit herzien en het besluit tot terugvordering ingetrokken, waarmee het college aan de beroepsgronden van appellant tegemoetkwam. De Raad overwoog dat, nu het college zijn oorspronkelijke standpunt niet langer handhaafde, het procesbelang van appellant bij de beoordeling van het bestreden besluit was komen te vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De Raad oordeelde verder dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van deze conclusie. Wel werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 1.311,--, en het college moest het griffierecht van in totaal € 152,-- vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan en de beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.