ECLI:NL:CRVB:2012:BW9163
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad in hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 19 juni 2012, heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het door verzoekster ingestelde hoger beroep. Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 november 2011. Tevens had verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat, ingevolge de Beroepswet en de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er een hoger beroep aanhangig is. Echter, in dit geval is geoordeeld dat niet langer voldaan is aan de voorwaarde dat er een hoger beroep aanhangig moet zijn om een voorlopige voorziening te kunnen treffen. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.