ECLI:NL:CRVB:2012:BX2198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/5927 BESLU + 11/5929 BESLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. R.J. Ouderdorp, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 2 december 2010 een uitspraak gedaan in een geschil tussen betrokkene en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

De Centrale Raad heeft in een eerdere uitspraak op 2 november 2011, het onderzoek heropend om een nadere uitspraak te doen over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding. Tijdens de procedure hebben de partijen overeenstemming bereikt over het bedrag aan schadevergoeding, waardoor het verzoek tot schadevergoeding is ingetrokken. De Raad heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de proceskosten vastgesteld.

De Raad heeft de Staat der Nederlanden en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 109,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter C.P.J. Goorden en griffier P. Boer.

Uitspraak

11/5927 BESLU, 11/5929 BESLU
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om schadevergoeding van:
[A. te B.] (betrokkene)
Partijen:
betrokkene
de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) (Staat)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 11 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. R.J. Ouderdorp, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2010, 07/3371, in het geding tussen betrokkene en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Bij uitspraak van 2 november 2011, 10/7095 WIA + 10/7096 ZW, heeft de Raad uitspraak gedaan op dit hoger beroep. Daarbij heeft de Raad, voor zover hier relevant, bepaald dat het onderzoek onder de in de aanhef van deze uitspraak genoemde nummers wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en heeft de Raad naast het Uwv de Staat aangemerkt als partij in die procedure.
Namens de Staat heeft drs. B.E.J. Klein Schiphorst, werkzaam bij de Raad voor de rechtspraak, in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Namens het Uwv heeft mr. M. Sluijs een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Desgevraagd heeft mr. Ouderdorp aangegeven dat hij volledig instemt met de aangeboden vergoedingen en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn intrekt, onder gelijktijdig verzoek aan de Raad om de Staat en het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het verzoek tot schadevergoeding is ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De Raad ziet aanleiding om de Staat en het Uwv te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft moeten maken. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in beide gedingen begroot op € 109, -.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Staat en het Uwv ieder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 109,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2012.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) P. Boer
KR