ECLI:NL:CRVB:2012:BX5093

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/356 WWB + 12/3858 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsverlaging door college van burgemeester en wethouders van Diemen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2009. De zaak betreft de verlaging van de bijstandsuitkering van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Diemen. De Raad had eerder op 22 mei 2012 een tussenuitspraak gedaan (LJN BW6563), waarin het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen ter uitvoering van de tussenuitspraak. Dit nieuwe besluit, genomen op 14 juni 2012, herstelde het geconstateerde gebrek in het eerdere besluit van 28 juli 2009, waarbij de bijstandsverlaging was vastgesteld op 20% gedurende drie maanden, ingaande 1 juni 2009.

De Raad overwoog dat het besluit van 14 juni 2012, behoudens de ontbrekende vergoeding van de kosten van bezwaar, geen aanleiding gaf tot nadere opmerkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 28 juli 2009 gegrond verklaard. Tevens werd het besluit van 14 juni 2012 vernietigd voor zover daarbij geen vergoeding voor de kosten in bezwaar was toegekend. De Raad heeft het college veroordeeld in de kosten van appellant in bezwaar tot een bedrag van € 322,-- en in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.092,50. Daarnaast werd bepaald dat het college het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 151,-- aan appellant diende te vergoeden.

Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters A.B.J. van der Ham en R.B.E. van Nimwegen.

Uitspraak

10/356 WWB, 12/3858 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 december 2009, 09/3727 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Diemen (college)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 22 mei 2012, LJN BW6563, een tussenuitspraak gedaan. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college op 14 juni 2012 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 29 juni 2012 heeft mr. M.E. Mungroop namens appellant zijn zienswijze over dit besluit naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting. Tevens is besloten de zaak te verwijzen naar de enkelvoudige kamer.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
1. In aansluiting op de tussenuitspraak van 22 mei 2012 overweegt de Raad het volgende.
2. Het college heeft bij zijn besluit van 14 juni 2012 het door de Raad geconstateerde gebrek dat aan het besluit van 28 juli 2009 kleefde hersteld door kennelijk in zoverre niet herroeping van het besluit van 13 mei 2009 de verlaging van de bijstand van appellant ingevolge artikel 2, derde lid, onder c in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder c en artikel 4, eerste lid, onder b, van de Verordening afstemming bijstand gemeente Diemen vast te stellen op 20% gedurende 3 maanden, ingaande 1 juni 2009.
3. Het besluit van 14 juni 2012 wordt met toepassing van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb bij het geding in hoger beroep betrokken.
4. Volgens de zienswijze van appellant geeft de inhoud van het besluit van 14 juni 2012
- behoudens de daarin ontbrekende vergoeding van de kosten van het bezwaar - geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.
5. Onder verwijzing naar wat in de tussenuitspraak is overwogen komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen wordt het beroep tegen het besluit van 28 juli 2009 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Voorts wordt het beroep tegen het besluit van 14 juni 2012 gegrond verklaard voor zover daarbij geen vergoeding voor de kosten in bezwaar is toegekend.
6. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de kosten van bezwaar van appellant en in zijn proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 322,-- in bezwaar, op € 437,-- in beroep en op € 655,50 in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van de zienswijze) voor verleende rechtsbijstand, derhalve in totaal € 1.414,50.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 juli 2009 gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 juli 2009;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 14 juni 2012 gegrond, voor zover daarbij geen vergoeding voor de kosten in bezwaar is toegekend;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant in bezwaar tot een bedrag van € 322,-- en in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.092,50, te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 151,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van
R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
21 augustus 2012.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) R.B.E. van Nimwegen
HD